BOEK XXXIX
|
2 |
Maar de Heer verbiedt ons zelfs om zo te lachen, en we blijven in Gods hand als Gods dienaar, als Gods kind, als Gods vriend, als Gods zoon tot de wereld Gods woede voelt en huilt in de ontzetting van rook en van stenen, van bloed en van botten, van vuur en van water. Tot de wereld om hulp roept, en ze brult, en ze smeekt, en niemand antwoordt behalve het demente gelach van de dood. |
2' |
Wanneer de Heer ons de macht over zijn huis geeft, zullen we veel nieuwe gelovigen aantrekken, maar zij die heden in duisternis en in eenzaamheid komen zullen als eersten onder allen worden gevestigd, en niemand zal ze hun heilige beloning wegnemen. O jullie die tot de Heer van leven en van vergeving komen, zegen hen door wie jullie tot hem komen en jullie zullen worden gezegend door de Vader, door de Moeder en door de kinderen! |
|
|
9 |
Heeft het Boek ons, toen we de droefenis en de verlatenheid van de Heer met Pasen herbeleefden, niet uit de duisternis gehaald door de verzen 28' en 28 van BOEK XXXIV ? |
9' |
Heeft het ons, toen we ons afvroegen of we in de wereld moesten werken om ons huis te onderhouden, niet onderwezen door de verzen 34' en 34 van BOEK XXIV ? |
|
|
9" |
Heeft het Boek ons, toen we nog twijfelden of we ons ambacht in de wereld moesten opgeven om God te dienen, geen bevestiging gegeven door de verzen 3 en 3' van BOEK XXIV ? |
|
|
10 |
Is onze metgezellin, toen ze een bevestiging van Gods weg wilde, niet onderwezen door de verzen 14' en 14 van BOEK XXIV ? |
10' |
En is ze, toen ze nog twijfelde, niet overtuigd door de verzen 64' en 64 van BOEK IV ? |
|
|
10" |
En hebben we tenslotte, voor onze hardnekkigheid om goed te willen doen volgens de wereld, niet een strenge waarschuwing ontvangen door de verzen 56' en 56 van BOEK XXIV ? |
|
|
40 |
Daar zijn we nu, ieder verantwoordelijk ten overstaan van de Heer, voor onszelf, voor onze kinderen, voor onze ouders, voor onze vrienden, voor onze dienaren en voor onze omgeving, als we verwaarlozen hen te waarschuwen voor het dreigement en voor de belofte van het Boek van het laatste uur. |
40' |
Daar zijn we nu, als aan het werk gebonden en als onder het juk geplaatst van de Heer die de arbeiders van zijn wijngaard beloont, en we kunnen niet een stap terug doen zonder in de grafkuil te vallen waaruit men niet weerkomt. Laten we dus moedig voortgaan, want de rust van de Heer is nabij, en zijn loon is het eeuwige heil dat niet teleurstelt. |
|
|