BOEK XXIV
|
4 |
O mijn Heer, hoor je niet de onwetende predikanten die, om de middelmatigen en de huichelaars te vleien, op de heilige plek de profane wetenschap en haar geleerde huursoldaten toejuichen?
Het geweld, de onwetendheid en de ijdelheid zijn hun handen, hun geesten en hun harten binnengedrongen, en kijk, daar doen ze dan de aan hun hoede toevertrouwde scharen afdwalen en in het verderf storten. Verhelder die blinden, goede Heer, of maak hen stom, opdat het geweld van de goddeloze wetenschap je heilige en kostbare beeltenissen niet vernielt. O kom, heilige Heer, met je gesel en je staf, met je roede en je zwaard, met je wan die schift en die de goede zaadkorrel scheidt van het kaf. |
4' |
Als er te midden van de kerken nog intelligente en door God geïnspireerde mensen zijn, zullen die hun Schriften onderzoeken tot aan de geheime grondslag waar de onwankelbare en onvergankelijke steen schijnt, gevestigd door God, gevestigd van God, gevestigd in God. Die zullen het Boek met aandacht lezen en de lof van hun harten zal naar de Allerhoogste opstijgen als de zuivere vlam van het heilige offer. (Dit is het vers van de hereniging en van de waarschuwing dat driemaal zal worden herhaald.) aan Gods wetenschap herinneren die niets en niemand geweld aandoet en die het leven onbaatzuchtig geeft aan allen. Gezegend zijn zij, de ware dienaren van de Allerhoogste! |
|
|
19 |
Laten we hen die ons inlichtingen over God en over zijn heil komen vragen, met nederigheid, maar ook in vervoering en met liefde ontvangen, en laten we hun het ijverig lezen van de heilige en wijze Schriften aanbevelen, in plaats van hen af te schepen met vervelende preken en met hoogmoedige adviezen. |
19' |
Dienaar van God, vriend van God, kind van God, minnaar van God zijn benijdenswaardige, waarachtige, enige en geheime titels. Al de andere zijn in verhouding als titels van oudveroordeelden, waarvoor geen rede is er trots op te zijn. |
|
|
42 |
Aangezien de vuiligheid, het bederf, de slavernij, het leed, de leugen en de dood onontwarbaar met deze wereld zijn verbonden, waarop kunnen we anders hopen dan op de ongerijmdheid ons er te willen organiseren, er te willen overheersen, óf te aanvaarden er weg te kwijnen, of te wachten tot men er ondergaat, al was het heiligerwijs? |
42' |
Is de enige doeltreffende oplossing niet enkel naar het levensheil te zoeken, overgeleverd door de Heer, uit de hemel neergedaald en vlees geworden onder ons voor onze wederopneming in het eeuwige en zuivere leven? Wordt er niet gezegd: "Zoek eerst het koninkrijk Gods en het rechtvaardige gebruik ervan en al de rest zal jullie er op toe worden gegeven"? |
|
|