BOEK XXXVIII
|
3 |
De ware kinderen van Gods woord zijn zij die noch ingelijfd, noch ingeslapen, noch geëtiketteerd, noch ontmand, noch gerustgesteld, noch gewend, noch slaaf, noch dood zijn in de wereld. |
3' |
De ware kinderen van Gods woord zijn zij die vrij, wakker, liefhebbend, nuchter, gelovig blijven, en die het ál zoeken in alle dingen, zelfs in niets. |
|
|
19 |
Ons geloof zit niet in een abstract idee, noch in een ongrijpbaar ideaal, noch in het grote aantal getrouwen, noch in de menselijke werken, noch in de goederen van deze wereld, noch in de godsdienstige of profane eerbewijzen, noch in de wetenschappen van de mensen, noch in de krachten van de asceten. |
19' |
Ons geloof zit in de zekerheid van de goddelijke natuur, vlees geworden in het vlees van de wereld. Ons geloof wordt gevoed met de hoop deze goddelijke natuur, begraven in de doodzonde, te hervinden. Ons geloof wordt bezield door de uitstorting van de Heilige Geest die de goddelijke natuur bevrucht en ons zo weer kinderen van God maakt, naar het beeld van God zelf. |
|
|
21 |
Laten we ons verheugen als de wereld ons teleurstelt, als ze ons opgeeft, als ze ons afwijst, als ze ons ten gronde richt, als ze ons uithongert, als ze ons haat, als ze ons treitert, als ze ons bedrukt, als ze ons berooft, als ze ons gevangen neemt, als ze ons kruisigt, want het is de Heer die ons een teken geeft om zijn heil en zijn weg te zoeken. |
21' |
Zijn we niet tot het einde aan de plichten, aan de bekoringen en aan de vervolgingen van de profane wereld onderworpen gebleven, opdat niemand zich ervoor kan verontschuldigen God en zijn heil niet te zoeken, ongeacht zijn staat hier beneden? Gelukkig zij die de wereld hebben overwonnen door haar te ontvluchten, en gelukzalig zij die de wereld hebben overwonnen door haar te ondergaan! |
|
|
37 |
De huichelaars, de uitgedroogden, de sektariërs, de zelfverzekerden en de zegevierenden zullen zich op de dag des oordeels verantwoorden voor de walgenden, voor de afkerigen, voor de opstandigen, voor de wanhopigen en voor de verpletterden; en hun verbazing zal onmetelijk zijn als ze vernemen dat ze verantwoordelijk zijn voor hen die ze hebben opgewekt door hun valse gedrag, dat wil zeggen door hun oneerlijkheid, door hun gierigheid, door hun wreedheid, door hun hoogmoed en door hun misdadige verblinding. |
37' |
stem niet verstaan of die in hun harten aarzelen, en vooral voor degenen die verbolgen zijn over de houding van de valse gelovigen waarvan het heden wemelt in de ontaarde wereld. |
|
|
55 |
De intelligenten, de geleerden, de opstandigen, de zegevierenden die denken Gods geheim te bereiken zonder Gods toestemming, verblijven in de ergste verblinding, want het is de grootste illusie die er is. |
55' |
De veroveraars, de financiers, de werklieden, de organisators die denken zich te vestigen en te gedijen in de wereld zonder Gods hulp, verblijven in de ergste dwaling, want het is de grootste desillusie die er is. |
|
|
56 |
De middelmatigen, de gerustgestelden, de verbijsterden, de beestachtigen die denken bedaard te rusten en te herkauwen in de wereld zonder Gods vrede, verblijven in de ergste dronkenschap, want het is de grootste bestaansonzekerheid die er is. |
56' |
De huichelaars, de sluwen, de handigen, de slinksen die denken zich te beredderen en zich te redden in de wereld zonder Gods zegen, verblijven in de ergste afdwaling, want het is het grootste bedrog dat er is. |
|
|
63 |
Dit volk waant zich zo intelligent geworden dat het weigert de klaarblijkelijkheid van wat het wordt voorgesteld zelfs maar te onderzoeken. Zo is 't het stomste geworden, en zijn erfenis zal worden gegeven aan de andere volkeren die het geloof in Gods heil hebben bewaard, en het zal slaaf onder hen zijn tot het de goddelozen heeft afgesneden die het leiden tot verlaging, tot afstomping en tot de dood. |
63' |
De waarde, de rechtschapenheid, de rechtvaardigheid, de gave, de godsvrucht, de liefdadigheid, de heiligheid, de wijsheid moeten vóór de rijkdom worden beschouwd en geplaatst, want die zijn het die de rijkdom maken en het is niet de rijkdom die ze maakt. Laten we onze tijd niet verliezen met beroemd, rijk of machtig te worden in de wereld, want we zouden uiteindelijk worden bedrogen en afgesneden. Laten we ons eerder oefenen in het zoeken naar het heil van God, die het leven geeft aan hen die dat hier beneden vinden. |
|
|
64 |
Als wij waarachtig en uitsluitend het enige noodzakelijke zoeken dat Gods heil en zijn gezegende koninkrijk is, zal de blinde wereld ons niet helpen, maar juist integendeel, het zal ons met alle middelen die in haar macht zijn tergen en ontmoedigen. |
64' |
En als wij volharden in de zoektocht naar de deur, naar het slot en naar de sleutel van de verlossing, zullen we worden beschimpt door de wereld die ons als luilakken, als lafaards, als gekken, als vijanden zal behandelen, en ons uiteindelijk tot wanhoop en tot de bedelstaf zal brengen, opdat we geen andere toevlucht meer hebben dan de Heer van leven. |
|
|