Accueil Louis Cattiaux The Message Rediscovered Concordance du Message Retrouvé Videos Links

Ga naar het vorige boek Ga naar het volgende boek Afdrukbare pagina in A4-formaat

BOEK XXXVIII

  Als deze onderneming of dit werk van de mensen komt, zal het vanzelf instorten; maar als het van God komt, zullen jullie het niet te gronde kunnen richten. Loop niet het risico met God zelf te worstelen.

GAMALIËL


  We moeten eerder God gehoorzamen dan de mensen.

PETRUS



UNE VÉRITÉ HET EINDE

1 Onze enige verdienste, onze enige kennis en onze enige intelligentie zijn de Heer van leven naar zijn believen in ons en buiten ons te laten handelen. 1' Hebben we de as van het geloof niet weer bezield voor de menigten? En hebben we de oorsprong van het heil niet weer zichtbaar gemaakt voor enkelen?

1" Al onze wetten en al onze verdedigingen zijn slechts huichelarijen en kwaadaardigheden als onze harten niet aan de wet van liefde van de Volmaakte zijn onderworpen.

2 Als iemand zich aanmatigt ons in Gods naam of in naam van Gods waarheid te excommuniceren,
als iemand ons verfoeit of ons vervloekt.
2' Dan zullen we hem vragen of hij waarachtig Gods communie bezit, dat wil zeggen of hij haar ziet, of hij haar betast en of hij haar proeft, niet in beeld maar in substantiële werkelijkheid.

3 De ware kinderen van Gods woord zijn zij die noch ingelijfd, noch ingeslapen, noch geëtiketteerd, noch ontmand, noch gerustgesteld, noch gewend, noch slaaf, noch dood zijn in de wereld. 3' De ware kinderen van Gods woord zijn zij die vrij, wakker, liefhebbend, nuchter, gelovig blijven, en die het ál zoeken in alle dingen, zelfs in niets.

4 Hebben we niet nauwkeurig en lang van tevoren de val en het failliet aangekondigd van het regime zonder God? 4' Hebben we niet de ingeslapenen gewaarschuwd voor de geologische catastrofes die op de afgedwaalde wereld beginnen in te werken?

5 Voorzien wij niet de kosmische catastrofes die zullen volgen en die de opstandige wereld zullen doen wankelen? 5' Ontwaren wij helaas niet de vernietiging en de versplintering van de opstandige wereld door haar vervloekte wetenschap?

6 O mijn Heer en mijn God, red tenminste je liefhebbende en gehoorzame kinderen, verzamel hen onder je vleugels, en laat hen onderling de buit delen van de goddelozen en van de onzinnigen die jou heden uitdagen! 6' O mijn Heer en mijn God, open de geest en het hart van je liefhebbende en gehoorzame kinderen, opdat zij hun in de Redder verenigde allerheiligste Moeder en Vader herkennen en dat ze ten overstaan van jou leven!

6" O mijn Heer en mijn God, open de geest en het hart van de opstandigen en van de gekken die stompzinnig jouw schepping plunderen en die haar zonder medelijden geweld aandoen, vóór de slag die hen gaat verbrokkelen in de dood zonder terugkeer!

7 Als de weldenkenden klagen het Boek niet te verstaan, zullen we hun vragen of ze de woorden van hun geopenbaarde Schriften beter verstaan. 7' Als ze de woorden van hun heilige Schriften verstonden, zouden ze ook de woorden van de opnieuw geopenbaarde Schrift verstaan.

8 Élizabeth was ingeslapen, maar de prins wekt haar en ze zal een nieuwe lofzang zingen. Leest ze niet al openlijk in het Boek?
"Ze doorzoekt de mijngroeve en vindt edelstenen die verhelderen."
8' De wijze mens doet geen enkele natuur geweld aan, maar hij staat eenieder toe de zijne op deze aarde van ballingschap zo gelukkig mogelijk te voltooien.

9 O weldenkenden die jezelf aan de anderen als voorbeeld van heiligheid stellen, kunnen jullie ons zeggen waarom Jezus de voorkeur gaf aan de ongeletterden, aan de drinkers, aan de tollenaars, aan de prostituees en aan de dieven boven het gezelschap van de farizeeërs, jullie oude rolmodellen? Is dat niet vanwege de stank die heden ook die van jullie is gebleven? 9' Ijdelheid, huichelarij en gierigheid vormen het stinkende en ontplofbare mengsel dat jullie uiteen zal drijven in de modder van de hel, waar jullie plaats vanaf het begin van jullie zegevierende slechtheid is gemarkeerd; want jullie hebben je vóór God geplaatst en jullie hebben zijn geopenbaarde woord vervangen door jullie profane woorden.

10 Niet sprekend van de noodzaak van de wereldse dingen, of van de dringendheid van de dingen van deze tijd, zal het Boek noch worden ontvangen, noch verstaan door hen die zich in de zieltoging van de wereld organiseren, noch door hen die erin wegkwijnen. 10' Sprekend van de noodzaak van de hemelse dingen en van de dringendheid van het eeuwige ding, zal het Boek worden ontvangen en verstaan door hen die de uitweg uit hun duistere gevangenis zoeken en door hen die op Gods heil hopen.

11 Wat is die met de genade van de Heilige Geest begaafde familie van Pallandt?
Komt granny Marthe niet ook tot het Boek na te hebben getwijfeld? En werpt zij zich niet op als apostel van de waarheid van de in de wereld vlees geworden Heer?
11' Thérèse, Molly en Marguerite ontkiemen in het geheim in hun harten, maar wat een bloei is de Heer in onze ogen niet in "Ze zal gerustgesteld worden, want ze heeft gevreesd."
staat voort te brengen? Ze komen als laatsten, maar ze zullen vooraan staan, en niemand zal hun lang in het geheim gerijpte geloof kunnen doen wankelen.

12 Alles is ongeoorloofd en gaat naar de vloek voor hen die in de vergetelheid en in de afwezigheid van God zieltogen. Díe zijn als dode kolen en ze zijn helaas legio in de wereld. 12' Alles is geoorloofd en gaat naar de zegen voor hen die in de herinnering en in de aanwezigheid van God leven. Maar waar zijn diegenen wier hart schijnt en verwarmt als de lentezon?

13 Hebben de geleerde meesters niet gelijkelijk het Boek afgewezen als vreemd aan hun openbaringen, aan hun tradities en aan hun wetenschappen? 13' Helaas! Daar zijn we dan als een onwetende meester onder de geleerden van de wereld, en als de geringste broeder onder de gelovigen die de Heer en zijn koninkrijk hier beneden zoeken.

14 Het Boek is dus noch vlees noch vis, noch steen noch plant, en nochtans is het. 14' Wat is dus het ding dat vlees noch vis, steen noch plant is, en dat nochtans IS?

15 De ellendigen, de zwakken, de imbecielen, de bedrukten, de verlatenen, de wanhopigen, de geëxcommuniceerden zullen misschien een broederlijke blik op het Boek willen werpen, opdat het tenminste de meest onterfden dient door hen te helpen hun zieltoging in deze zelfverzekerde en geleerde wereld te verdragen? 15' Hoe wijs leidt de Heer God ons terug naar de modder en naar het grondsop van de wereld waar de aan zijn liefde beloofde parel is verborgen!
O wonder van de ware wijsheid die een spel speelt met de hoogmoedigen en met de zegevierenden die hier beneden overheersen!

16 O gelovigen, heb het hart en de geest om in het geheim de ware armen te onderhouden die God in hun harten bidden voor hun weldoeners, als jullie de intelligentie hebben om hen te zoeken en om hen te ontdekken in de wereld waar ze zijn verborgen. 16' Laten we in het geheim geven, door Gods ware armen te vertroosten en laten we broederlijk ontvangen wat ze ons op hun beurt aanbieden, opdat hun ziel zich ook verheugt in de vrijelijk vergunde gave.

16" De huichelaars die hoogmoedig geven ontvangen hun loon, dat de vervloeking is van de slechte armen, die ze openlijk vernederen.

17 Het bezit van de aardse glorie en rijkdommen schijnt en wordt tentoongesteld in de profane wereld. 17' Het bezit van de goddelijke glorie en goederen schijnt en zit verborgen in Gods geheim.

18 De Heer onderricht ons van dag tot dag door duizend ontmoetingen, door duizend gebeurtenissen en door duizend gelegenheden, als we wakker genoeg zijn om zijn lessen te verstaan en intelligent genoeg om ervan te profiteren, want zelfs de as onderwijst ons wanneer ons oog open is. 18' Als een werk ons tegenstaat of ons afstompt, laten we dan de moed hebben om ervan te veranderen, eerder dan de walging en de afstomping die de ziel doden te ondergaan. Gebed en lof aan God met brood en water zijn meer waard dan verbeestelijking met de kribbe vol.

19 Ons geloof zit niet in een abstract idee, noch in een ongrijpbaar ideaal, noch in het grote aantal getrouwen, noch in de menselijke werken, noch in de goederen van deze wereld, noch in de godsdienstige of profane eerbewijzen, noch in de wetenschappen van de mensen, noch in de krachten van de asceten. 19' Ons geloof zit in de zekerheid van de goddelijke natuur, vlees geworden in het vlees van de wereld.
Ons geloof wordt gevoed met de hoop deze goddelijke natuur, begraven in de doodzonde, te hervinden.
Ons geloof wordt bezield door de uitstorting van de Heilige Geest die de goddelijke natuur bevrucht en ons zo weer kinderen van God maakt, naar het beeld van God zelf.

20 Heilige MOEDER van GOD, geleid onze zoektocht en verlicht onze weg in de duisternis van deze wereld van ballingschap, opdat wij door uw genade toegang hebben tot de vlees geworden Heer, die ons zal verlossen van de doodzonde waar wij ellendig zieltogen! 20' Heilige MOEDER van GOD, wilt u zich aan uw liefhebbende en onbevangen kinderen openbaren door alleen voor hen, met de toestemming van onze Heer God, een tip op te lichten van de donkere sluier die de slechten en de hoogmoedige sektariërs van de verduisterde wereld doet afdwalen!

21 Laten we ons verheugen als de wereld ons teleurstelt, als ze ons opgeeft, als ze ons afwijst, als ze ons ten gronde richt, als ze ons uithongert, als ze ons haat, als ze ons treitert, als ze ons bedrukt, als ze ons berooft, als ze ons gevangen neemt, als ze ons kruisigt, want het is de Heer die ons een teken geeft om zijn heil en zijn weg te zoeken. 21' Zijn we niet tot het einde aan de plichten, aan de bekoringen en aan de vervolgingen van de profane wereld onderworpen gebleven, opdat niemand zich ervoor kan verontschuldigen God en zijn heil niet te zoeken, ongeacht zijn staat hier beneden?
Gelukkig zij die de wereld hebben overwonnen door haar te ontvluchten, en gelukzalig zij die de wereld hebben overwonnen door haar te ondergaan!

22 Wie de Heer van leven aanbidt wordt door de Heer van leven gevoed, het is een wonder dat voor hem natuurlijk is, maar weinigen hier beneden begrijpen het. 22' De heilige boeken zullen ons in het begin van onze zoektocht leeg en vervelend toeschijnen, maar aan het einde zijn ze onder alle de enige die we kostbaar en boeiend zullen vinden.

23 Mijn vreugde stroomt over als een levende bergstroom en alleen het verlangen naar jouw liefde bestaat nog in mij, want de wereld is als verdronken door jouw licht dat van overal opstijgt, o Heer van verrijzenis. 23' Mijn vreugde is mijn overeenstemming met jouw heilige wil, o Heer van het overweldigende leven. Zo is mijn vreugde jouw vreugde, is mijn wil jouw wil, is mijn liefde jouw liefde en hier ben ik dan onuitsprekelijk in jou, door jou, voor jou.

24 Oh! Heer, ik zink. 24' O Heer, ik kom boven.

25 Jij begint. 25' En jij maakt af.

26 Het is een grote duisternis. 26' En het is een groot licht.

27 Ik was dood. 27' En ik leef.

28 Ween, zieltogenden van de wereld. 28' En verheug je daarna!

29 Want de genade is nog verborgen. 29' Maar de liefde verlicht al heel de aarde.

30 Laten we in de handen klappen, laten we dansen en laten we lachen ten overstaan van de Heer God die ons ziet. 30' Want de dood is opgeslokt door het leven, en de onreinheid is tot het niets teruggekeerd.

31 Kom! Laten we wakker worden en laten we verstaan wat ons gezegd wordt. 31' Laten we huilen van vreugde om Gods overwinning die onze dodelijke smet uitwist.

32 Hier een grote stilte, als de geheime grens van het beloofde koninkrijk. 32' En daarna het gezang van de engelen dat nooit eindigt.

33 Het is veel water. 33' En het is een beetje aarde.

34 De vloed van de genade. 34' Bereidt de hemelse oogst voor.

34" Gevierd in het eeuwige banket.

35 Ieder kan, als hij het verlangt, aan zijn verlangen uitdrukking geven in onze heilige voltallige bijeenkomsten, opdat het wordt verhoord als de Heer het hoort en het goedkeurt. 35' Wie zo een genade van de Heer ontvangt, moet haar ook ten overstaan van zijn broeders bekennen en de Heer in het bijzonder danken en hem vervolgens met hen loven.

36 De huichelaars, de weldenkenden, de blinde sektariërs en de gevestigde profiteurs zullen het Boek afwijzen dat hen aanklaagt en dat ze niet doorgronden, daar ze de Geest die het heeft geïnspireerd niet in zich hebben. 36' De ware gelovigen, de godsdienstigen van hart, de eenvoudigen en de armen van God zullen het Boek ontvangen dat hen dient, want de Geest die hen bewoont zal zichzelf in het Boek herkennen.

37 De huichelaars, de uitgedroogden, de sektariërs, de zelfverzekerden en de zegevierenden zullen zich op de dag des oordeels verantwoorden voor de walgenden, voor de afkerigen, voor de opstandigen, voor de wanhopigen en voor de verpletterden; en hun verbazing zal onmetelijk zijn als ze vernemen dat ze verantwoordelijk zijn voor hen die ze hebben opgewekt door hun valse gedrag, dat wil zeggen door hun oneerlijkheid, door hun gierigheid, door hun wreedheid, door hun hoogmoed en door hun misdadige verblinding. 37' stem niet verstaan of die in hun harten aarzelen, en vooral voor degenen die verbolgen zijn over de houding van de valse gelovigen waarvan het heden wemelt in de ontaarde wereld.

38 Als wij niet met God zijn, wie zal dan met ons zijn? 38' En als wij met God zijn, wie zal dan tegen ons zijn?

39 Al wat niet tot God gaat mondt uit in het ongerijmde, waarvan de dood de meest klaarblijkelijke bewijsvoering is. 39' Al wat tot God gaat mondt uit in het voortbestaan van het leven, waarvan de verrijzenis de meest klaarblijkelijke bewijsvoering is.

40 Laten we het Boek meenemen naar de gevangenis, naar het ziekenhuis, naar de kazerne, waar we de tijd hebben die noodzakelijk is om ons met God en met zijn heil te verzoenen; maar laten we het ook tijdens ons verlof meenemen en laten we het aan onze zondagse verstrooiingen koppelen, opdat de dag van de Heer voor ons zal worden verdubbeld en zelfs verdriedubbeld. 40' Het Boek antwoordt op wonderbaarlijke wijze aan degenen die het in de eenvoud van hun hart weten te ondervragen. Het is een onderwerp van verbazing voor de gelovigen die zich het in de steek gelaten woord herinneren, en het is een onderwerp van bewondering voor hen die het van binnen een beetje verstaan.

41 Ben ik afgedwaald door vanbinnen tot je te bidden, Heer? 41' Nee, mijn vriend, want alleen zij die tot mijn verschijningsvormen bidden om mijn schorsen te verkrijgen, dwalen af.

42 Heb ik me vergist door je vanbinnen te loven, mijn God? 42' Nee, mijn kind, want alleen zij die mijn schepsels loven uit dank voor de kruimels van mijn tafel, vergissen zich.

43 Ben ik van de goede weg afgeraakt door je vanbinnen te zoeken, o Levende? 43' Nee, mijn zoon, want alleen zij die mij buiten zoeken om mijn binnenste te vinden, raken van de goede weg af.

44 Waarom laat je ons in armoede hier beneden, overstromende Heer? 44' Dat is om jullie beter te kunnen overladen in mijn koninkrijk, ondankbare kinderen.

45 Waarom laat je ons in droefheid hier beneden, mededogende Heer? 45' Dat is om jullie beter te kunnen troosten in mijn koninkrijk, slechte kinderen.

46 Waarom laat je ons in onwetendheid hier beneden, geleerde Heer? 46' Dat is om jullie beter te kunnen onderrichten in mijn koninkrijk, ondeugende kinderen.

47 Waarom laat je ons in de steek hier beneden, liefhebbende Heer? 47' Dat is om jullie beter te kunnen koesteren in mijn koninkrijk, vergeetachtige kinderen.

48 Waarom laat je ons zieltogen in deze gevallen wereld, levende Heer? 48' Dat is om jullie beter weer te kunnen bezielen in mijn koninkrijk, ongehoorzame kinderen.

49 Waarom laat je ons ten onder gaan in de dood hier beneden, machtige Heer? 49' Dat is om jullie beter te kunnen onderrichten door het ongerijmde van de ballingschap, opstandige kinderen.

50 Door ons genade te schenken, moedigt de Heer de hele mensheid aan naar hem te blijven streven, want we zijn helemaal door de zonde bedekt, onze verblinding is totaal en onze verdienste is nietig in deze door de val verduisterde wereld. 50' Zij die met hoogmoed over ons spreken zullen in dwaling verkeren, en zij die met verachting over ons spreken zullen ook afgedwaald raken.
De Heer kent ons, en wij herkennen de Heer.

51 Laten we de tijd nemen die noodzakelijk is voor de zoektocht naar God en naar zijn heil, zo zal de blinde en dove hebzucht ons niet in de slavernij van de wereld houden. 51' Laten we werken voor het voor ons noodzakelijke en laten we ophouden wanneer het overbodige verschijnt, want het is een gave van God die zich op natuurlijke wijze moet openbaren.

52 Dat ons verblijf de rijken en de machtigen van de wereld zoveel mogelijk onbekend blijft, dat onze tafel hen door haar soberheid en door haar eenvoud afstoot, en dat niemand onder hen er naargelang het hem uitkomt binnendringt met de schaamteloosheid die hen karakteriseert! 52' Dat ons huis altijd open staat voor de eenvoudigen en voor de armen van God, dat onze tafel gastvrij is voor hun natuurlijke broederschap, en dat niemand onder hen ooit bij onze deur hoeft te wachten!

53 Alleen de onwetenden verliezen hun leven met beroemd te worden, of met fortuin te maken, of met de moddder te organiseren, of met slaaf te blijven, of met zwerver te worden in deze wereld. 53' Het noodzakelijke alleen volstaat om het overbodige te hebben, en het overbodige volstaat om het noodzakelijke alleen te hebben.
En die twee samen volstaan om je leven te redden.

54 De grootste intelligentie in onszelf is als de grootste wijsheid in de wereld en als de grootste waanzin in God. 54' De grootste intelligentie in God is als de grootste wijsheid in God en als de grootste waanzin in de wereld.

55 De intelligenten, de geleerden, de opstandigen, de zegevierenden die denken Gods geheim te bereiken zonder Gods toestemming, verblijven in de ergste verblinding, want het is de grootste illusie die er is. 55' De veroveraars, de financiers, de werklieden, de organisators die denken zich te vestigen en te gedijen in de wereld zonder Gods hulp, verblijven in de ergste dwaling, want het is de grootste desillusie die er is.

56 De middelmatigen, de gerustgestelden, de verbijsterden, de beestachtigen die denken bedaard te rusten en te herkauwen in de wereld zonder Gods vrede, verblijven in de ergste dronkenschap, want het is de grootste bestaansonzekerheid die er is. 56' De huichelaars, de sluwen, de handigen, de slinksen die denken zich te beredderen en zich te redden in de wereld zonder Gods zegen, verblijven in de ergste afdwaling, want het is het grootste bedrog dat er is.

57 Ah! Als we eenmaal de dringendheid van onze redding begrepen, zou niets of niemand ons nog weten af te leiden van de zoektocht naar Gods heil, en zouden we zonder aarzelen en zonder spijt op een totale en definitieve manier met de wereld breken. 57' De woorden van de profeten zijn waar, waar, waar. De woorden van de Heer zijn levendig, levendig, levendig. Maar helaas! Wij zijn dom, dom, dom, want we verkiezen de voortdurende zieltoging van de dood boven het leven van Gods uitverkorenen dat niet eindigt.

58 Worden de kunsten heden niet op een verkeerd spoor gebracht, belachelijk gemaakt en naar beneden gehaald door de menigte middelmatigen en onbekwamen die ze schaamteloos zijn binnengedrongen en hebben vervuild? 58' Is het niet Gods KUNST die het meest ontspoord, het meest belachelijk gemaakt en het meest naar beneden gehaald wordt door de middelmatigen en de onbekwamen die ze zijn binnengedrongen en hebben vervuild in de wereld?

58" De intelligenten en de imbecielen hebben zich weer bijeengevoegd om de kunsten van de wereld en Gods KUNST, naar beneden gehaald door de onbekwamen, belachelijk te maken, in plaats van de onbekwamen af te wijzen en de kunsten die hun worden voorgesteld door de ware kunstenaars en door de ware profeten van God, te onderzoeken.

59 Het ding komt van binnen naar buiten, maar het komt ook van buiten naar binnen, en het verblijft voor eeuwig in zichzelf. 59' De dingen zeggen het woord, maar het woord wordt niet gezegd door de dingen.
De woorden zeggen het ding, maar het ding wordt niet gezegd door de woorden.

60 Gods gave blijft eenzaam in ons hart en in onze handen, want dit volk is imbeciel geworden door voortdurend in zijn eigen intelligentie te geloven, en het verzadigt zich met de werken van dood, en het wijst het werk van leven dat het gratis wordt aangeboden, af. 60' Wij trekken ons dus terug van deze natie waar we naar gezonden zijn, maar die ons niet wil, opdat onze prediking voor niemand een voorwerp van schande of van vloek is, aangezien ze voor niemand onder haar een voorwerp van verheffing en van zegen kan zijn.

60" Als de Heer met deze natie is, zullen wij zeker worden afgesneden; maar als hij met ons is, zal deze natie niet ook worden afgesneden? Dat de Heer dus rechtstreeks met haar tot een schikking komt, of dat hij haar schikt met haar al te intelligenten en haar al te sluwen, en dat onze handen worden gelouterd van haar verdorven en opstandige bloed!

61 O allerheiligste heren van verrijzenis, zonen van God de Eeuwige, beschouw onze goede wil en onze gehoorzaamheid in deze zaak, en beschouw de kwade wil van de ezels die het water weigeren dat hun met jullie hulp en met Gods toestemming wordt aangeboden. 61' O allerheiligste heren van het eeuwige leven en vicarissen van God almachtig, beschouw de weigering en de kwaadaardigheid van deze mensen die ijdel geloven zich in de chaos van de dood alleen te kunnen beredderen, en geef ons zielen die bekwaam zijn om Gods zaad te ontvangen.

62 We zullen de goddelozen die onder ons zijn niet mishandelen, maar we zullen hen verlaten als ze talrijker zijn, óf zij zullen ons verlaten als wij talrijker zijn. En hoe dan ook zullen we vermijden ons onder hen te vestigen en zullen we vermijden dat zij zich onder ons vestigen. 62' De volkeren, de families en de eenlingen die de openbaring van hun goddelijke afstamming verloochenen en verliezen, zullen in het leven van de beesten wegkwijnen, ze zullen slaven van het ongerijmde worden en ze zullen voor altijd in de wanhoop en in de afstomping van de dood verdwijnen. Men zal hen aanzien voor een begin, terwijl ze een einde zijn.

63 Dit volk waant zich zo intelligent geworden dat het weigert de klaarblijkelijkheid van wat het wordt voorgesteld zelfs maar te onderzoeken. Zo is 't het stomste geworden, en zijn erfenis zal worden gegeven aan de andere volkeren die het geloof in Gods heil hebben bewaard, en het zal slaaf onder hen zijn tot het de goddelozen heeft afgesneden die het leiden tot verlaging, tot afstomping en tot de dood. 63' De waarde, de rechtschapenheid, de rechtvaardigheid, de gave, de godsvrucht, de liefdadigheid, de heiligheid, de wijsheid moeten vóór de rijkdom worden beschouwd en geplaatst, want die zijn het die de rijkdom maken en het is niet de rijkdom die ze maakt. Laten we onze tijd niet verliezen met beroemd, rijk of machtig te worden in de wereld, want we zouden uiteindelijk worden bedrogen en afgesneden. Laten we ons eerder oefenen in het zoeken naar het heil van God, die het leven geeft aan hen die dat hier beneden vinden.

64 Als wij waarachtig en uitsluitend het enige noodzakelijke zoeken dat Gods heil en zijn gezegende koninkrijk is, zal de blinde wereld ons niet helpen, maar juist integendeel, het zal ons met alle middelen die in haar macht zijn tergen en ontmoedigen. 64' En als wij volharden in de zoektocht naar de deur, naar het slot en naar de sleutel van de verlossing, zullen we worden beschimpt door de wereld die ons als luilakken, als lafaards, als gekken, als vijanden zal behandelen, en ons uiteindelijk tot wanhoop en tot de bedelstaf zal brengen, opdat we geen andere toevlucht meer hebben dan de Heer van leven.

65 Onze zoektocht naar de goddelijke schat vergt zo'n inspanning en zo'n werk voor zo lange tijd, nacht en dag, dat al de moedigen en al de harde werkers van de wereld zelfs van de onderneming afzien, en daarom gaan wij door voor luilakken en voor nietsnutten in de ogen van de wereld die noch kan geloven noch begrijpen dat Gods glorie in ons alleen rust. 65' Onze zoektocht in de duisternis van deze wereld zal eenzaam, lang en moeizaam zijn, opdat ons geloof, onze standvastigheid en onze moed op de proef worden gesteld, voordat Gods gave ons wordt vergund; we zullen geen enkele hulp noch een enkele raad moeten verwachten van de profane wereld, maar alleen de hulp en de raad van God en van zijn zonen die voor altijd in hem leven.

66 Wanneer de onvermurwbare muur van het ongerijmde en van de wanhoop zich vóór ons in de wereld opricht, zullen we toch voorwaarts gaan, als gevolg van het ongerijmde en wanhopige geloof, tot we de hindernis met onze handen aanraken en zo zullen we tot onze onmetelijke verrassing vaststellen dat het een luchtspiegeling is, door de kwade opgericht om ons de moed te ontnemen te streven naar het koninkrijk Gods. 66' Wanneer het wonderbaarlijke lichaam van de zegevierende Heer voor onze verblinde ogen verschijnt, zullen we heiligerwijs onze gezuiverde handen voorwaarts strekken, als gevolg van het erkentelijke en waanzinnige geloof, teneinde tot onze onmetelijke vreugde de tastbare werkelijkheid vast te stellen van de glorieuze verrezene die leeft voorbij alle dood.

67 We komen tot de Heer in nood en in troosteloosheid, maar de Heer vervult ons met zijn liefde en met zijn vreugde die nooit uitgeput raken, als we van binnen en van buiten gelouterd worden bevonden. 67' Het Boek is een kanaal, maar het is ook een brug. Het is een zee, maar het is ook een ark. Het is een wind die blaast, maar het is ook een aardse zon die verheldert.

68 Men moet het helaas wel toegeven, de vrouw, afgedwaald en opstandig van nature, schijnt radicaal gekant tegen de zoektocht naar Gods heil, en wie haar meesleept in zijn zoektocht sleept een ballast mee, die hem ontmoedigt en die hem kwetst zonder dat iemand er baat bij heeft. 68' De moedige en blinde Martha's zijn legio in de wereld. Zij zijn het die ons op onze in de dood geëtiketteerde plaats houden, zij zijn het die de chaos organiseren zonder op te merken dat het steeds moet worden overgedaan, zij zijn het die onze gevangenis opsieren en vergeten dat men eruit kan komen.

68" Hun werk en hun toewijding zijn een zegen als ze ons van de zorgen van de wereld ontlasten en als ze ons zo helpen ons beter te wijden aan de zoektocht naar Gods heil. Maar als hun oppervlakkige en armzalige oordeel ons veroordeelt en ons vervolgt in onze heilige zoektocht, is het een vloek die we moeten ontvluchten zonder aan terugkeer te denken; want het is voor ons beter het leven te zoeken in de woestijn en te leven, dan gediend te worden in de wereld en te sterven.

69 Het werk van de mensen en van de wereld vergadert de verscheidenheid en het verscheidene, daarom moet het steeds worden overgedaan, zelfs wanneer het duizenden malen zorgvuldig is voltooid. 69' Het werk van God vergadert de eenheid en het enige, daarom hoeft het nooit te worden overgedaan wanneer het éénmaal in zijn geheel door een wijs kind van God is voltooid.

69" Wanneer de rook uit de aarde opstijgt en door zich op te hopen de grond bedekt, zal het tijd zijn voor de gekozenen om samen te komen op de door God gereserveerde plaatsen, en het zal hoog tijd zijn voor de geroepenen om zich onze waarschuwingen te herinneren, maar het zal te laat zijn voor de goddelozen die tegen elkaar zullen botsen in de overweldigende duisternis.

  En ze sloegen de mensen die bij de ingang van het huis stonden met blindheid, van de kleinste tot de grootste, en die maakten zich nutteloos moe met het zoeken naar de deur.

GENESIS


  Vlucht naar de berg, uit vrees dat je omkomt.

GENESIS



  Ga naar het vorige boek Ga terug naar het begin van het boek Ga naar het volgende boek