BOEK IV
|
32 |
Vriend van God, die onderricht is in zijn werk.
- Gewijd aan God, die hij in zichzelf zoekt. - Kunstenaar, die de heilige natuur doet verschijnen. - Genezer, die zijn broeders verlichting geeft. - Leermeester, die de mensen tot hun volmaaktheid leidt. - Voortbrenger, die geduldig het voor het leven noodzakelijke werk voltooit. - Vredestichter, in vrede met zijn gelijken, die de orde in zijn huis handhaaft. |
32' |
"Laten we onze goddelijke onderrichters vereren als de mooiste afbeeldingen van God hier beneden." Ons leven in deze wereld is een voortdurend spel van vermommingen, nu eens aantrekkelijk en dan weer afstotelijk, komisch of tragisch, die de scherpzinnigheid van eenieder op de proef stellen. schaduw, de zegevierende naaktheid van de onaanraakbare Heer ontdekt. |
|
|