De samenzwering van de imbecielen, van de charlatans en van de wijzen is volkomen
geslaagd.
Deze samenzwering had tot doel de waarheid te verbergen.
De enen en de anderen hebben deze grote zaak gediend, ieder al naargelang zijn
eigen middelen: de imbecielen door middel van onwetendheid, de charlatans door middel
van leugens, de wijzen door middel van geheimhouding.
De imbecielen willen niet dat men de waarheid ontdekt. Ze vermoeden instinctief
dat ze hen zou storen. Als men haar aan hen zou tonen, zouden ze de ogen afwenden;
als men hun de waarheid in de hand zou leggen, zouden ze haar laten vallen; als men
hen tot een confrontatie zou dwingen, zouden ze brullen van afgrijzen en het op een
lopen zetten om zich onder de grond te verbergen.
De charlatans willen niet dat men de waarheid ontdekt, want zij zou hun kunstgrepen
ruïneren, hun winst verhinderen, hun schaamte tentoonstellen.
De wijzen, die de waarheid bezitten, willen niet dat men haar ontdekt. Ze hebben
haar altijd verborgen gehouden, om vier redenen.
De eerste is dat ze weten dat kennis macht is en de onwaardigen ervan willen verwijderen.
Want kennis bij de onwaardige wordt kwaadaardigheid, macht een publiek gevaar
en een plaag. Daarom bleven de reservoirs aan kennis die gedurende duizenden jaren
in de tempels van Egypte werden vergaard, ontoegankelijk voor wie niet alle graden van
zuiveringen en van beproevingen had doorlopen. Later hebben de onbekende filosofen,
de edele reizigers, de alchemisten, de resten van de mysterieuze erfenis op dezelfde
manier aan elkaar overgedragen, dat wil zeggen, van mond tot mond, of eerder door hun
aanwezigheid en door het voorbeeld te geven, in symbolen en in raadsels, en altijd onder
het zegel van geheimhouding. Zo zij in de intimiteit van de ontzagwekkende krachten
van de natuur hebben geleefd, hebben zij er goed voor gewaakt de verdwaasden er deelachtig
van te maken.
Waar zijn jullie, o Wijzen die weten te zwijgen? Jullie verdienen dat alle levenden
jullie hun dankbaarheid toeschreeuwen, o Wijzen.
O Wijzen die wisten te zwijgen, wij hebben nu de waarde van jullie voorzichtigheid,
de grootsheid van jullie nederigheid, de diepte van jullie weldadigheid leren kennen.
Nu de profanen het in hun hoofd hebben gehaald om wetenschap te verwerven en
om haar te verspreiden zoveel ze kunnen, nu zij zich op hun ontdekkingen beroemen
met evenveel ijver als waarmee jullie die van jullie hebben verborgen, hebben wij goed
gezien wat de uitkomst ervan is.
Hun wetenschap is nochtans zeer klein, uiterlijk, oppervlakkig, onbestendig en
beperkt, en wij zien reeds wat de uitkomst ervan is.
De uitkomst ervan is dat zij de bronnen hebben vergiftigd, de aarde ondermijnd, de
hemel bespat, de volkeren overhoop gehaald en verpest, de vrede bedorven, de oorlog
onteerd, de alledaagse mensen zoveel instrumenten van vernietiging en van onderdrukking
hebben verschaft dat heel de familie der levenden erdoor wordt bedreigd, terwijl
deze woekering doorgaat zich te verspreiden.
De tweede reden van de wijzen om de waarheid verborgen te houden is dat kennen
(connaître) een levensoperatie is en een manier van geboren worden (naître). En iets kan
slechts worden geboren in een omhulsel. In een omhulsel van vlees of van schors, van
aarde of van mysterie. Een graankorrel zal als je hem openmaakt, niet meer kiemen; in
een hagedis zul je als je hem openmaakt om te zien wat erin zit, enkel de resten van het
kadaver vinden en niet het binnenste van de hagedis, en niet het binnenste dat weg is,
aangezien de hagedis dood is. Evenzo is de open, verbreide, gepopulariseerde wetenschap
een dode wetenschap en vrucht van de dood. Het is een zandwoestijn en niet een handvol
zaden. Ze kan niet verdiept worden maar alleen uitgespreid, aangezien ze uiterlijk blijft;
het leven ontsnapt haar. Ze kan niet tot het bewustzijn leiden dat geboorte is voor zichzelf,
noch tot het innerlijke leven. Maar de kennis van de wijzen is een vrolijk weten, dat
de smaak van vreugde en de adem van geest heeft. En zoals elk levend wezen, al was
het een vlieg, verdedigt zij haar vorm en weigert zich tentoon te stellen.
De derde reden van de wijzen om de waarheid verborgen te houden is hun respect
voor de waardigheid van de kennis. Zij weten dat ze de koninklijke weg is die naar de
God van waarheid leidt. Ze moet leiden tot aanschouwing, tot bewondering voor de
natuur, tot aanbidding van de schepper.
Ze moet licht brengen in de zielen, juistheid in de gedachten, rechtvaardigheid in
de handelingen. Ze moet gezondheid en heil brengen. De wijzen hebben haar zoveel als
zij konden verdedigd tegen de vulgaire mensen, uit vrees dat ze van haar doel zou worden
afgebracht, ontaard en naar beneden gehaald. Wat de vulgaire mensen niet hebben
nagelaten te doen zodra zij haar in handen kregen. Zij hebben haar ondersteboven
gekeerd door haar te gebruiken. Door zich van haar te bedienen in plaats van haar te
dienen. Ze was er om hen te verlossen van hun verlangens en zij hebben haar voor hun
bezigheden gespannen, zij hebben haar gedwongen om hun bezittingen te vergroten. Ze
was er om hun het bewustzijn te geven en zij hebben er de machine uitgehaald. Zij hebben
de hostiekelk genomen om zich er een spaarpot van te maken; zij hebben het kruisbeeld
genomen om zich er een knots van te maken. Zij hebben de wetenschap voor hun motoren
gespannen, zij hebben haar in hun bommen gevangengezet. Maar de al te sluwen zijn
in hun eigen valstrikken gelopen, hebben zich door het raderwerk van de machine laten
beetgrijpen. Nu knaagt ze heel langzaam aan hen in vredestijd en verslindt ze hen met
grote happen in oorlogstijd. De wijzen hebben alles gedaan om dat te vermijden.
De vierde reden van de wijzen om de waarheid verborgen te houden is dat ze de
waarheid liefhebben en dat er geen liefde is zonder zedigheid, dat wil zeggen zonder sluier
van schoonheid. Dáárom willen ze haar niet ontdekken, maar verhullen, dat wil zeggen
haar met een lichtende sluier overdekken. Ze hebben dan ook slechts in parabels
onderwezen, opdat zij die oren hebben om niet te verstaan, op afstand blijven, maar ook
opdat zij die het verdienen, de tonen en de sleutels van de hele muziek leren. Want hun
allegorieën, hun fabels, hun wapenschilden leggen niet de mechanische aaneenschakeling
van de verschijningsvormen uit, maar de geheime verwantschappen en de analogieën
van krachten en van deugden, de overeenstemming tussen het getal en het geluid, tussen
de figuren en de wetten, tussen het water en de plant, en de vrouw, en de ziel, tussen
het vuur en de leeuw en de gewapende mens, en de geest, tussen de sterren en de ogen,
en de bloemen, en de kristallen van de metalen en van de edelstenen, tussen het kiemen
van het goud in de mijnen en dat van de waarheid in het hart van de mens. In hun
duistere teksten, waar de recepten van de Grote Kunst afwisselen met vrome waarschuwingen,
plechtige uitspraken met kreten van verwondering en gebeden, weerschijnen
de draden waaruit de mantel van de koning der koningen is geweven.
Daar de wijzen hun kennis uit gewetensbezwaar hebben verborgen, hebben de
charlatans ervan geprofiteerd om hun onwetendheid onder dezelfde mysterieuze tekenen
te verbergen. De imbecielen hebben hen lang verward, geloof hechtend aan beiden.
Maar nu, halverwege tussen de charlatans en de imbecielen, is een nieuwe soort
ontstaan die de definitieve zege van de samenzwering veilig stelt.
De nieuwe soort is die van de academici en officiële geleerden. Zij hebben op de dag
van hun opkomst, het filosofale mysterie nietig verklaard. Het onderzoek van de oude
meesters is een hersenschim, hun wetenschap kinderspel, hun kunst boerenbedrog! De
imbecielen die door de nieuwe geleerden zijn onderricht, hebben nogmaals de wijzen
verward met de charlatans, maar deze keer om noch in de enen noch in de anderen te
geloven.
Zij geloven alleen nog in de wetenschap van de nieuwkomers, die eenvoudigweg
onderwijzen dat de waarheid in hun wetenschap ligt en dat alles wat zij niet kunnen
ontdekken of aantonen, niet bestaat.
Ze hebben echter niets onderwezen, niets ontdekt, niets aangetoond wat het leven
en de dood, de zonde en het oordeel betreft, wat de liefde, de pijn en de vrijkoping betreft,
wat het gedrag van de mens en de bestemming van de ziel betreft, wat de zin, de essentie
en het heil betreft. Naarmate ze nieuwe nevels of nieuwe elektronen, nieuwe vitaminen
of nieuwe springstoffen ontdekken, verwijderen ze zich en voeren ze ons weg van het
essentiële. En nu is de waarheid zo goed verborgen, dat men haar niet meer zoekt.
voor wie de waarheid bestaat. Zij kunnen er niet in berusten te denken dat
niemand haar heeft, of heeft gehad. Zij doorkruisen de wereld terwijl zij de mensen
ondervragen, de sterren en de kruiden ondervragen, het grote boek van de natuur ondervragen
en door vergeten teksten bladeren, terwijl zij hun hart en God in het gebed
ondervragen. Zij weten dat zij de waarheid niet hebben, maar zij weten dat ze ís. Zij
hongeren en dorsten er zozeer naar, dat zij haar spoor weten te volgen en haar weten te
herkennen aan de geur. Bij een belasterd mens, bij een absurde gebeurtenis, bij een
onleesbaar toverboek staan zij stil en roepen:
Daar is ze!
Zij zullen dit boek proeven. Het is voor hén geschreven, hoewel hun broederschap
gering in aantal is.
En jij, Cattiaux mijn vriend, heb je de Steen gevonden?
Zittend in de winkel waar je schildert en mediteert tussen de filters en de flesjes,
heb je de karbonkel en het viooltje gevonden?
Zittend tussen je vrouw en je kater, Cattiaux mijn vriend, heb je het levendige goud
en het elixer gevonden?
Heb je het binnenste van de aarde bezocht en, rechtzettend, het occulte juweel en
het ware geneesmiddel gevonden?
Ik weet 't niet en ik kan niet zeggen of de substantie van de oude teksten in deze
bladzijden verborgen ligt. Maar hoe komt het dat men het parfum ervan terugvindt?
In welk ei en in welke alambiek, Cattiaux mijn vriend, heb je deze subtiele essentie
gedistilleerd die het Parfum heet?
Waar komt deze poëzie vandaan die de naam Parfum van de waarheid heeft?
Lanza del Vasto
November 1945