BOEK XXXVII
|
11 |
Laten we blind, doof, stom en lam worden, opdat de Heer van leven die in ons sluimert zijn domein binnengaat en opdat wij in hem, door hem en voor hem ziend, horend, sprekend en werkend worden gemaakt, zonder ons bezig te houden met de blinde, dove, brullende en roerige wereld. |
11' |
Wie Gods waarheid kent, bezit en aanraakt, heeft geen systemen meer, geen recepten meer, geen uitleggingen meer en geen organisaties meer voor te stellen aan wie dan ook, want de bezittende kennis van de goddelijke liefde maakt diegene vrij die haar boven elke bekende of onbekende limiet bereikt. |
|
|
38 |
We moeten het luid verkondigen:
Geloof, zonder de hoop op Gods heil, is ijdel. Nederigheid, zonder het zoeken naar Gods heil, is ijdel. Geduld, zonder de beoefening van Gods heil, is ijdel. Want ze leiden tot de grafkuil van de dood, net als ongeloof, net als hoogmoed en net als geweld, in deze wereld die wordt bewoond door het kwaad dat niet vergeeft. |
38' |
Zo stellen we niet een passieve berusting voor ten overstaan van de zieltoging van de wereld, noch een beestachtige afstomping ten overstaan van de dood die haar bewoont, zoals sommige asceten doen die van de ijdelheid van de menselijke werken de maat hebben genomen, maar die niet weten dat Gods heil het hemelse geneesmiddel is dat redt van de dood en van haar stoet van oneindige ellende en wanhoop. Zei de profeet niet "Zoek mij en leef", waarbij hij God liet spreken? |
|
|