BOEK XXXV
Inhoudsopgave
Gouden Vader - Schitterende Moeder - Het Licht
Boek I
Boek II
Boek III
Boek IV
Boek V
Boek VI
Boek VII
Boek VIII
Boek IX
Boek X
Boek XI
Boek XII
Boek XIII
Boek XIV
Boek XV
Boek XVI
Boek XVII
Boek XVIII
Boek XIX
Boek XX
Boek XXI
Boek XXII
Boek XXIII
Boek XXIV
Boek XXV
Boek XXVI
Boek XXVII
Boek XXVIII
Boek XXIX
Boek XXX
Boek XXXI
Boek XXXII
Boek XXXIII
Boek XXXIV
Boek XXXV
Boek XXXVI
Boek XXXVII
Boek XXXVIII
Boek XXXIX
Boek XXXX
Litanieën van de Moeder en van de Zoon
BOEK XXXV
O hoe klein is het aantal gelovigen!
KORAN
Ontrouw zijn al degenen wier lichaam van onzuiverheid is doordrongen.
ZOROASTER
VÊTE EN URI
HET BLOED
1
O onze Heer en onze God, bevestig in de hemel ons aardse woord en onze aardse zienswijze, zoals wij hier beneden jouw hemelse heilige Naam en jouw hemelse heilige aanwezigheid bevestigen.
1'
Wie zou tussenbeide durven te komen in de profane zaken van de mensen, terwijl zelfs de Heer God de hand er niet naar uitsteekt? Moet eenieder niet voor zichzelf geloven, bidden, zoeken en vinden?
2
De vrome getrouwen horen over het ding praten onder de sluier van de heilige Schriften, naargelang hun aandacht en naargelang hun verstand. Díe zijn horenden en Gods heil voorbestemd.
2'
Gods heilige gelovigen hebben baat bij het ding dankzij Gods uitverkorenen, naargelang hun liefdadigheid en naargelang hun trouw. Díe worden door God geholpen en gered.
3
Gods uitverkorenen ontvangen het ding uit de handen van Gods zonen, naargelang hun gebeden en naargelang de zuiverheid van hun leven. Díe zijn Gods bewaarnemers en bewaarders.
3'
Gods zonen maken het ding met hun handen, naargelang Gods genade en naargelang zijn liefde, en ze communiceren het naargelang zijn heilige wil. Díe zijn Gods kenners en bezitters.
4
Dat ieder de godsdienst van zijn vaderen of die van zijn keuze beoefent en dat ieder zijn afzonderlijke geloof binnendringt alvorens het tegenover dat van de anderen te stellen.
4'
Zo binnendringend tot het geheime middelpunt zal ieder worden verenigd in de eenheid van de Enige, en "Hervonden Boodschapper" worden.
5
Enkele goede kinderen ontvangen soms van een zoon van God het in alle tijden verborgen ding, en zij vervolmaken het volgens zijn aanwijzingen.
5'
Maar zeer weinig wijze onderzoekers verkrijgen van God de genade om de oorsprong te ontdekken van de chaos waar het heilige levenslicht zich verbergt.
6
Zíj komen hun naaste te hulp en zij herinneren in de verduisterde wereld aan de wijze en heilige weg die redt van de dood.
6'
Díe blijven in het algemeen verborgen, zich ermee tevredenstellend lichtdragers op te wekken die Gods waarheid openbaren in de wereld.
7
Zo zijn er zij die van het ding horen spreken of die er de uitwerkingen van zien.
7'
Vervolgens zijn er zij die baat hebben bij het ding zonder het te kennen en zonder het te bezitten.
8
Dan zijn er zij die het ding ontvangen en die er naargelang Gods geboden gebruik van maken, ten goede van de armen en van de verlatenen.
8'
Tenslotte zijn er zij die het ding kennen en die het maken met Gods hulp, voor hun heil en voor dat van die bij hen horen.
9
Wie zal de kennis van de Enige Schittering bereiken?
9'
En wie zal met de Heloym in de Enige God worden verenigd?
10
O ijdele en stompzinnige rijken, we hebben bij jullie om een beetje brood gebedeld tegen Gods rijkdommen, en jullie hebben ons afgewezen zonder zelfs te kijken naar wat wij jullie aanboden!
10'
Op een dag zullen ook jullie bij ons om een beetje water van de hemel bedelen tegen al jullie aardse rijkdommen, maar wij zullen jullie afwijzen zonder zelfs een blik te werpen op jullie mest.
11
Zij die heden de arme gelovigen verachten en afwijzen, zullen op een dag worden veracht en afgewezen door de Heer vanwege de armoede van hun harten.
11'
Laten we niet denken de Heer te vinden en vervolgens de wereld te verlaten. We moeten eerst de wereld verlaten en vervolgens zullen we de Heer vinden.
12
Wij hebben jullie van buitenaf bezocht, met vermaningen en een oproep tot de genade, tot de liefde en tot de kennis van de Heer van leven.
12'
Heden bezoeken we jullie van binnenuit, met aanmoedigingen en bevestiging in de genade, in de liefde en in de kennis van de Heer God.
13
Wie niet alleen kan bidden, moet met de gemeenschap van gelovigen bidden, teneinde zich te oefenen in het afzonderlijke gebed dat te allen tijde en overal in de vreugde van de goddelijke vereniging opwelt.
13'
Wie alleen kan bidden volstaat zichzelf, want de Heer is een almachtige en volmaakte metgezel. Hij versmaadt het nochtans niet om soms ook met de gemeenschap van gelovigen in de vreugde van de broederlijke vereniging te bidden.
14
Men moet geven om te ontvangen.
14'
En men moet zweten om met de zoete dauw van de hemel te worden besproeid.
15
Ik vergeef je je zonde die je ziekte is, heeft mijn God me gezegd, opdat je in plaats van je tegen mijn NAAM en tegen mijn schepping te verheffen, mijn genade en mijn liefde looft in mijn eeuwigheid. Begrijp je, mijn kind dat God aanroept?
15'
Mijn vrienden, ga niet naar de feesten van de mensen waar men met een droevig hart en met een moe lichaam van terugkomt. Ga de zieken en de gevangenen bezoeken en nodig de armen uit, opdat jullie tevredenheid volmaakt is en opdat de Heer jullie zijn zegen zendt, die redt van de dood.
16
De slagen die ons overkomen, verhelderen ons op wonderbaarlijke wijze, maar zeer weinigen begrijpen het en zeer weinigen trekken er profijt van in deze wereld.
16'
We zullen met zekerheid onderkennen dat we dicht bij de Heer zijn, wanneer we heel de mensheid en heel de schepping met eenzelfde elan en met eenzelfde hart liefhebben.
17
Wij roepen tot onze God om hulp in de gevangenis waar we zieltogen, maar híj slaat ons gade zonder een woord te zeggen en hij laat ons onszelf verscheuren aan de doornstruiken die haar versperren.
17'
Heer, zie ons hier heden verzoend met al de in de modder van de zonde gevallen wezens, zonder onderscheid, en ons hart is voor altijd verenigd met de harten van de ongelukkigen die in de Gehenna lijden.
18
Dat hij die levend is kreten van vreugde en van erkenning slaakt jegens de Heer die het Universum voedt! En dat hij die lijdt om vergeving vraagt, opdat zijn zonde hem door de Grootmoedige wordt weggenomen!
18'
O Heer van leven, geef ons gezondheid van lichaam en tevredenheid van hart, maar bovenal, geef ons de liefde voor jouw wezen, dat wil zeggen de waanzinnige liefde die ons in jouw heilige eeuwigheid voert.
19
Je dompelt ons in de Gehenna met de verdoemden, mijn Heer, en daarna trek je ons er evenzo weer uit, opdat we begrijpen dat we hen ook moeten bezoeken en sterken in jouw NAAM.
19'
Jouw lessen zijn hard, Heer, en velen begrijpen ze niet, maar voor jouw kinderen is het een eindeloze verrijking. O goede Heer, onderwijs ons zacht en met geduld, want deze wereld is slecht en wordt door pijn bewoond.
20
Men bidt niet in de hel, men gilt het er uit met de vervloekten. Sta toe dat we de les begrijpen, Heer, voordat we er hardhandig in worden gejaagd.
20'
Helderziende Heer, toon ons hen die jou in waarheid liefhebben, opdat wij hun handen kussen, waaruit de voortreffelijke geur van liefde en van liefdadigheid vloeit.
21
Gods goede kinderen halen voordeel uit alles wat hun overkomt, want ze stemmen overeen met de wil van de Vader die hen leidt; terwijl de anderen, die hun afzonderlijke wil volgen, verblind zijn en zich steeds meer verscheuren aan de doornstruiken van de gemengde wereld.
21'
Nederigheid is ons altijd herinneren dat we in wankel evenwicht aan de rand van de afgrond staan, waar het lijden, de waanzin en de dood zwemmen.
22
Wanneer we zo arm zijn geworden dat we ons als gasten in onze eigen huizen voelen, zullen we overal in de wereld vrij en in vrede zijn.
22'
Als we van het lijden van de gevallen wereld niet de maat nemen, hoe zullen we dan onze ballingschap onderkennen? En als we van de vreugde van het goddelijke leven niet de maat nemen, hoe zullen we dan de zin van onze redding onderkennen?
23
Onze zonen en onze dochters zullen de door Adam verloren aarde opnieuw bevolken, en hun lofprijzingen aan God zullen tot aan de verhevenste hemelen weerklinken.
23'
Onze vreugde en onze rust zullen op een dag in God alleen zijn, want God is voor eeuwig onze vreugde en onze rust.
24
Het Boek is niet gemaakt om in een op hol geslagen wereld te worden gelezen. Het is bestemd voor de overlevenden voor de tijd van hun herstel tussen de rokende puinhopen.
24'
Hebben we niet tot het einde in een woestijn van beenderen gepredikt? Zal de Heer haar heden niet in een geurende en van leven stralende tuin willen omvormen?
25
Je mengt ons met de verdoemden en je trekt je van ons terug, opdat wij onze nietigheid meten. Werkelijk, wij zijn niet trots op onszelf hier beneden, Heer.
25'
Zodra het lijden ons in zijn greep houdt, worden al onze gebeden gewurgd in de hikken van de pijn en zakt onze intelligentie weg in de schreeuwen van het beest.
26
Als je ons in de steek laat, Heer, dan zijn we verloren, want we kunnen zelfs niet meer tot jou om hulp roepen, zo groot is onze zwakte geworden.
26'
Lever ons niet uit aan het kwaad, mooie Heer van leven, maar verlos ons voordat onze harten worden getekend door de twijfel die de ziel doodt.
27
De beste wijze om God te bidden en om hem te dienen hier beneden is de verlaten zieken bij te staan, is de gevangenen die geen familie hebben, te bezoeken, is de armen, de weduwen en de weeskinderen die behoeftig zijn, te hulp te komen.
27'
Wat is een prachtiger gebed tot de Allerhoogste dan de broederlijke wederzijdse hulp van de liefdadigheid? En wat zijn meer verzekerde eerstelingen van onze vereniging in de Enige Liefde?
28
O gelovigen in de enige Vader, wacht niet tot de ongelukkigen de hand naar jullie uitstrekken.
28'
Zoek hen en kom hen te hulp, want velen hebben niet meer de moed of de kracht om tot jullie te komen.
29
Een enkel bezoek aan de verlatenen van de gevangenissen, van de ziekenhuizen of van de krotten is meer waard dan een heel leven van stichtelijke gebeden in de wereldse kerken.
29'
God behoudt de huichelaars die in het openbaar bidden en in het geheim kwaad doen, een vreselijke verrassing voor.
30
De Heer verjaagt zijn welbeminden hardhandig van de plekken van ijdelheid waar de mooie woorden in de leegte van de harten weerklinken.
30'
Want hij heeft ze bij voorkeur daar waar de liefdadigheid de lijdende en ongelukkige mensen metterdaad vertroost.
31
Wanneer God ons verlaat, is dat teneinde ons het oneindige van onze zwakte en van onze nietigheid te doen meten.
31'
Zo leren de intelligenten dat ze niets zijn zonder hem.
32
Een goddeloze die zijn mensenbroeders te hulp komt is dichter bij God dan een gelovige die in het openbaar bidt zonder voor wie dan ook iets te doen.
32'
Zo wandelt degene die Gods schepping liefheeft en eerbiedigt al op de heilige weg die leidt naar het leven dat niet vergaat.
33
Is het Boek niet eerder voor de afgedwaalden die huilend de weg van het leven zoeken dan voor de gelovigen die zich in de dood van deze wereld hebben geïnstalleerd?
33'
Wanneer de barmhartige Heer ons wakker schopt, is dat niet voor de grap, maar eerder omdat wij niet zijn waar het moet en omdat we niet doen wat moet.
34
Het einde van de slechten zal een les zijn voor hen die in hun harten geloven en voor hen die met hun ogen zien.
34'
Vanwege de huichelaars wordt de voorrang van het Boek onttrokken aan de weldenkenden en wordt het gegeven aan hen die het zonder geest van moord of van uitsluiting verwelkomen.
35
Wie de hand bijt die hem voedt en die hem tot het geestelijke leven verheft, is vervloekt, en zijn nagedachtenis zal een banvloek zijn onder de zijnen, zoals die van een Judas.
35'
Van top tot teen in de zwarte zak geknoopt, in stukken gebroken, tot as herleid en in de zes richtingen verstrooid, zo zal het lot zijn van de vervolgers van Gods profeten.
36
Hoe zullen we zonder jouw hulp, Heer van de hemel, ontsnappen aan de afstomping van de noodzakelijkheden van het op de aarde verbannen leven?
36'
Deze wereld is een verschrikkelijke strijd van brute beesten die niet geschikt is voor Gods vreedzame kinderen.
37
Gods zonen bezitten niets in deze vergankelijke wereld, want hun koninkrijk is in de welbeminde zon.
37'
Zo prediken ze ons ook de onthechting van de aardse wereld en de terugkeer naar de hemelse wereld, waar het leven niet wordt besmet met de dood.
38
De mens is vernuftig in het zich organiseren op deze aarde van ballingschap, maar zonder Gods hulp kan hij er niet uitkomen.
38'
Waarlijk, het koninkrijk Gods is niet van deze wereld, daarom schijnen Gods zonen dwalend en arm op de aarde.
39
Bedelarij is een verval voor wie de wereld zoekt, maar het is de nobelste staat voor wie God zoekt.
39'
Een enkele aarde, een enkele zee, een enkel vuur, een enkel woord, een enkele God.
40
Goede Heer van liefdadigheid, verlos ons van deze wereld waar alles op groezelige wijze wordt gekocht en verkocht, of geruild.
40'
Ontvang ons in het edelmoedige leven van jouw heilige liefde die nooit uitgeput raakt.
41
Nee, dit is niet een Boek voor de oververzadigden van de wereld die zich blijvend in de beerput van de dood hebben geïnstalleerd.
41'
Het is een Boek voor de hongerigen naar de hemel die huilend hun verloren vaderland zoeken.
42
Wat zullen ze een gezicht trekken, de zelfverzekerden van deze wereld, wanneer men hen op de dag des oordeels vraagt: "Hebben jullie het Boek van de verlossing gelezen, dat jullie in het bijzonder is aangeboden?"
42'
Keer terug naar de stinkende modder waarin jullie behagen hebben gevonden, zal hun worden gezegd, alsook naar de lezingen die jullie erin hebben doen wegzinken en die jullie boven elke andere hebben verkozen.
43
Er is een vernuftige gave nodig om in deze wereld de schone kunsten uit te oefenen.
43'
En er is een engelachtige gave nodig om de Heer van de hemel en van de aarde te bidden en te loven.
43"
Maar er is een goddelijke gave nodig om hier beneden de grote KUNST van de Almachtige te beoefenen.
44
Men moet altijd doden om hier beneden te leven. Daarom achten wij deze wereld slecht en willen we ons niet installeren in de misdaad.
44'
Op de dag van het herstel van alle dingen zullen Gods uitverkorenen de heilige dauw van de hemel eten en zullen de verdoemden slechts de verrotting van de hel als voedsel hebben.
45
De goddelozen, die slechts op zichzelf rekenen, lijken moediger en meer bestand tegen het kwaad dan wij, die in de Heer geloven en die dag en nacht op zijn heil hopen.
"Ze verwerpen de openbaring die ze noch door list noch door geweld hebben kunnen doorboren."
45'
Op de dag van het vreselijke oordeel zullen er geen vijanden meer zijn en zullen er geen vrienden meer zijn, maar alleen ongelukkigen die vrijwillig de stinkende modder van de hel hebben gekozen, en gelukzaligen die ook vrijwillig het geurige en zuivere leven dat onuitputtelijk is, hebben gekozen.
46
Dat ons geloof in Gods almacht blind en idioot is, opdat het helderziend en geestelijk wordt door de vleeswording van het goddelijke Woord dat van de duisternis van de dood verlost.
46'
Zij die het woord van leven ontvangen, nemen deel in Gods genade die van de slavernij van de wereld verlost. Geen enkel slavenwerk zal hun worden opgelegd en de dood zelf zal ver van hen worden geworpen, want hun lot is het vrije en onvergankelijke leven waar de Heer van eeuwigheid verblijft.
47
De slechtheid van hen die zeggen Gods getrouwen te zijn is zodanig geworden dat de ware gelovigen de drempel van de gewijde plaatsen niet meer overschrijden, en dat de verlatenen God verwerpen als een aanfluiting of als een onverdraaglijk blok aan het been.
47'
Er is een afgrijselijke verrotting onder de weldenkenden en er is een verharde dood onder de atheïsten, maar de ergste slechtheid zit wel in de zelfvoldane huichelaars.
48
Sommigen zeggen van onze prediking: "Het is te mooi om waar te zijn", want de dood die door hun schuld in de wereld is binnengedrongen, maskeert hun heden het geurige en zuivere leven dat niet eindigt.
48'
Namaak woont overal in de wereld, en we moeten ons er dagelijks voor hoeden om die niet te verwarren met de waarheid van het wijze en heilige woord, het enige dat van de dood redt.
49
Waar is de intelligente die zich diep buigt voor de Heer van de hemel en die zijn zeer heilige en zeer levende zegen ontvangt?
49'
Waar is de geïnspireerde die de heilige tabernakel voorbereidt waar de Enige Schittering van leven zal rusten?
50
Er is al een deel van afgesnedenen door het geloof en door de liefde in de wereld.
50'
En er is al een deel van gekozenen door het geloof en door de liefde in God.
51
Veel mensen die zich intelligent en moedig tonen in de zaken van de wereld, blijken stompzinnig en machteloos te zijn in Gods zaken.
51'
De oordelen die ze ondoordacht over de ene en over de andere vellen, spreiden slechts hun ijdele onwetendheid tentoon.
52
Onze ergste vijanden zijn niet buiten, maar wel degelijk onder ons als met schaapsvellen beklede wolven.
52'
Voor hén zal er noch vergeving van de mensen noch vergeving van God zijn, want de verraders en de huichelaars worden uitgebraakt door de hemel en door de aarde.
53
Ze zeggen Gods getrouwen te zijn, maar dagelijks schenden ze zijn geboden.
53'
Ze matigen zich aan weldenkend te zijn, maar alle dagen van hun leven zeggen ze en doen ze het kwade.
54
Ze zeggen volgelingen van de Heer te zijn, maar ze installeren zich in de wereld over de rug van de ongelukkigen.
54'
Díe zijn allen al vervloekt en van Gods heil afgesneden, want ze maken de goddelijke Naam gehaat bij de zwakken en bij de kleinen.
55
Laten we vluchten als voor de pest voor hen die hun vrienden verscheuren, want morgen zullen ook wij worden verscheurd door hun giftige en slechte tongen.
55'
Als wij niet bidden voor de slechten, wie zal hen dan tot hulp komen om hen uit hun slechtheid te halen?
56
Zullen de Heer en al Gods wijze profeten ons niet op de lippen kussen als een van hen, die Gods waarheid in de wereld heeft verkondigd en geopenbaard?
56'
Zijn ook zij niet onrechtvaardig belasterd, verworpen, ondermijnd en bestreden door de in de wereld onder de dekmantel van Gods naam geïnstalleerde huichelaars?
57
Zij die Gods woord begraven in plaats van het in de wereld te doen rondgaan, zullen uiteindelijk gefrustreerd raken, want ze zullen niets oogsten en ze zullen zelfs de verborgen bewaargeving verliezen.
57'
De Heer van de hemel bestrijdt zegevierend de verrotting van de dood, en zijn wijzen zijn de kenners van zijn liefde, en zijn heiligen zijn de uitdelers van zijn genade.
58
We moeten laster niet met laster beantwoorden, want het volstaat al wel dat de slechtheid van de slechten hen uiteindelijk verplettert zonder dat wij er iets aan toevoegen.
58'
Het volstaat ons te bidden voor de bekering van de slechten, zonder te oordelen en zonder te veroordelen, vóór de grote dag van de afrekening die de Heer van gerechtigheid en van vergeving toebehoort.
59
Zij die Gods waarheid nog prediken en die zijn woord van leven overleveren, geloven heden niet meer in de almacht van het Woord dat aan de hemel weerschijnt.
59'
Hoe zullen ze de zieltogenden weer bezielen als ze zelf zieltogen, en hoe zullen ze de doden doen verrijzen als ze in de dood blijven?
60
God heeft de mens niet aan de beesten onderworpen, en vooral niet aan de honden.
60'
De honden die de mens bedreigen zullen met een stok worden geslagen, en die hen bijten zullen worden afgemaakt.
61
We moeten nooit wanhopen in de duisternis van onze zoektocht naar de Heer van leven.
61'
Want we zijn dicht bij zijn heilige licht, maar we weten de dag noch het uur van zijn openbaring.
62
Het werk van de Heer is onvergankelijk, terwijl de werken van de mensen als rook voorbijgaan.
62'
De tijd werkt voor de wijze, terwijl hij de onzinnige vernietigt.
63
Is hij die God in zijn hart looft niet meer waard dan zij die in de profane wereld werken?
63'
En is hij die zijn zegen grijpt niet meer waard dan zij die zich met sterfelijke goederen verrijken?
64
Op een dag zal God ons in eigen persoon inlichten, maar dan zal het te laat zijn om ons oordeel te herzien en om ons gedrag in de wereld te veranderen.
64'
Zien we niet dat de Heer ons altijd op tijd waarschuwt? Zullen we heden niet uit de modderpoel van onze zorgen en uit de valstrik van onze wereldse bezigheden komen?
65
Wat doen de oordelen van de wereld ertoe, aangezien het niet de wereld is die ons uiteindelijk zal beoordelen?
65'
Wie met God op Gods weg wandelt, maakt zich er geen zorgen over door de wereld te worden goedgekeurd.
66
Zij die zich rijkelijk en gerieflijk in de wereld organiseren om het koninkrijk Gods te prediken, zijn huichelaars die liever de schaduw vasthouden dan op haar licht te hopen.
66'
Er is slechts één tempel van God, dat is het hart van de mens. Al de rest is als een vermomming die slechts de blinde en ongeneeslijke middelmatigen tevreden stelt.
67
Zij die Gods weg prediken en die zich in de wereld installeren alvorens zich in God te installeren, zijn huichelaars die de eenvoudigen bedriegen en die slechts de middelmatigen voldoening geven.
67'
Wie liefheeft hangt niet het woord "liefde" boven zijn deur om zich tegenover de wereld te rechtvaardigen, en wie geeft schrijft er niet het woord "liefdadigheid" op om zijn weldadigheid ten overstaan van allen openbaar te maken.
68
Wanneer we de grote woorden liefde en liefdadigheid onbeschaamd tentoongespreid zien in de wereld, zullen we weten dat het gaat om ondernemingen die onze vrijheid en onze beurs beogen.
68'
De Heer die de tastbare waarheid van God bezat, en die het wás, vroeg niemand iets; hij gaf alles aan allen en hij gaf zichzelf mateloos.
69
De spirituelen zullen beschaamd worden voor Gods gerecht en ze zullen stom blijven van verbazing.
69'
Alleen de operatieven zullen de Almachtige loven zonder zich ergens over te verbazen.
70
Wat een verrassing voor hen die Gods woord prediken zonder er de ultieme zin van te kennen, wanneer ze de waarheid van de Enige met hun ogen zullen zien en met hun handen zullen betasten.
70'
We moeten Gods waarheid prediken, maar zonder superioriteit en zonder arrogantie, want alleen enkele zeldzame uitverkorenen kennen haar geestelijk en enkele uiterst zeldzame zonen van God bezitten haar lichamelijk.
71
Wie Gods schijnbeeld eet, blijft in de dood van de wereld, dit is iets wat gemakkelijk te verifiëren is.
71'
Wie God in lichaam en in geest eet, wordt als God. Dit is iets dat ook niet bedriegt.
72
Het zijn onze goede gedachten van liefde en onze heilige rust die ons de geest openen voor de mysteries van Gods woord, en niet de geleerde voordrachten onder de menigten zieltogende middelmatigen.
72'
Gods waarheid gaat in het geheim naar hen die haar liefhebben en die haar zoeken in hun harten. Die welke de wereld geweld aandoen met voortdurende publiciteit kunnen nooit Gods waarheid zijn.
73
Smaak en schoonheid kosten niet meer dan vulgariteit en dan lelijkheid. Wat Gods waarheid betreft, die is gratis voor allen.
73'
Als de schoonheid van de wereld ons ontgaat, hoe zal de schoonheid van hem die haar heeft gemaakt ooit waarneembaar voor ons worden?
74
Wat doen zij, wat doen zij toch, al diegenen die slapen in de wereld?
74'
Waar zijn zij dan toch, de wachters van God?
75
Wat doen zij, wat doen zij toch, al diegenen die zich roeren in de wereld?
75'
Waar zijn zij dan toch, de zoekers van de Enige?
76
Zullen wij altijd ons leven verliezen met het zoeken naar de wereld die ons uiteindelijk in de steek laat?
76'
En zullen wij niets riskeren bij de zoektocht naar de Enige Schittering die ons voor eeuwig vervult?
77
O jullie die op Gods heil hopen, wordt wakker in de wereld.
77'
En zoek het geheime licht van de woorden van leven in plaats van jullie tevreden te stellen met hun schaduwkleed.
78
Noch de moraal van de wereld noch haar losbandigheid zullen ons van de dood verlossen.
78'
Alleen, de vlees geworden liefde van de Volmaakte die in de hemel regeert.
79
Gods wetenschap kent geen vooruitgang, want zij is volmaakt vanaf het begin.
79'
En haar licht verlicht de gelovige die de hemel en de aarde in overeenstemming brengt.
80
De onmetelijkheid van de goddelijke belofte gaat de geest van de mensen te boven en ze maakt Gods heiligen duizelig.
80'
Oh! Wie zal het ongelofelijke geloven, en wie zal Gods prachtige gave in zijn hart ontvangen?
Zij die, opstandig tegen God en tegen zijn gezondenen, verschil tussen hen willen maken door in de enen te geloven en de missie van de anderen te ontkennen, maken voor zichzelf een willekeurige godsdienst.
KORAN
Zij gingen op de wegen en verzamelden al degenen die zij vonden, slechten en goeden, en de bruiloftszaal was vol gasten.
JEZUS