BOEK XXXIII
Inhoudsopgave
Gouden Vader - Schitterende Moeder - Het Licht
Boek I
Boek II
Boek III
Boek IV
Boek V
Boek VI
Boek VII
Boek VIII
Boek IX
Boek X
Boek XI
Boek XII
Boek XIII
Boek XIV
Boek XV
Boek XVI
Boek XVII
Boek XVIII
Boek XIX
Boek XX
Boek XXI
Boek XXII
Boek XXIII
Boek XXIV
Boek XXV
Boek XXVI
Boek XXVII
Boek XXVIII
Boek XXIX
Boek XXX
Boek XXXI
Boek XXXII
Boek XXXIII
Boek XXXIV
Boek XXXV
Boek XXXVI
Boek XXXVII
Boek XXXVIII
Boek XXXIX
Boek XXXX
Litanieën van de Moeder en van de Zoon
BOEK XXXIII
De zon bezoekt het leger sterren in de hoogten der hemelen, maar alle mensen zijn aarde en as.
SIRACH
Want men kan niet alles vinden in de mensen, aangezien de zoon van de mens niet onsterfelijk is.
SIRACH
ÉRIN VÊTUE
DE BLOEMEN
1
Er zijn veel dingen in het Boek verborgen, voor wie nadenkt.
1'
Maar er is er één dat alle andere bevat, voor wie begrijpt.
2
Wie zal tot de laatste trede van de heilige piramide van de goddelijke hiërarchie komen?
2'
Wie zal worden vereenzelvigd met de hemelse steen die haar kroont en die haar voltooit?
3
De Heer God heeft ons een wonderbaarlijk en prachtig Boek ingegeven, we vrezen niet het te zeggen.
3'
Want velen zullen opnieuw op Gods heil hopen, en enkelen zullen erdoor in zijn bevrijding binnengaan.
4
Wie het onderricht van de wereld ontvangen, sluiten zich af voor het onderricht van God.
4'
En wie zich aan de wetenschap van de wereld geven, zijn verloren voor de wetenschap van God.
5
Door het lichaam van God te eten zullen we worden hernieuwd en omgevormd in het heilige leven.
5'
Door het bloed van God te drinken zullen we worden verheven en verlicht in het glorieuze leven.
6
Geen enkele kracht van de duisternis die heden steeds zwaarder op de wereld drukt, zal de openbaring van Gods zonen voor altijd kunnen verstikken.
6'
Het begraven licht zal op een dag opnieuw opkomen, en het zal het oordeel van de naties verhelderen, en het zal de herenigden van de Heer God kleden.
7
Al het goede dat we onszelf ijdel toekennen is een diefstal jegens God, die ons eerst belachelijk maakt, die ons vervolgens verplettert, en waar we uiteindelijk rekenschap van zullen moeten geven op de dag des oordeels.
7'
God alleen verdient onze aanbidding, onze erkenning en onze lof. Zo geven de heiligen en de wijzen het minste eerbetoon dat tot hen komt over aan God.
8
De opperste intelligentie voor de mens is God in zichzelf doen schijnen.
8'
Wie begrijpt dat? Wie onderneemt het? En wie openbaart het in de wereld?
9
Wie intelligent is, bezoekt het huis van God en voedt zijn dienaren.
9'
Zo stroomt de overvloed van de hemel over hem en over de zijnen.
10
Wie geïnspireerd is, bidt God in het geheim en hij voedt de arme zonder het aan wie ook te laten weten.
10'
Zo trekt God hem naar zich toe en verlost hij hem van de dood.
11
Het is geen magere beloning waar we op hopen voor de waanzin van onze liefde en voor onze onzinnige zoektocht in deze wereld.
11'
Want het gaat om het onvergankelijke leven waar bijna niemand nog oprecht en eenvoudig in gelooft.
12
De listigen en de handigen verdienen ruimschoots hun brood, en de zoekers naar God worden herleid tot de bedelstaf.
12'
Wat een verbazend en verwarrend schouwspel voor de gelovigen die op Gods heil hopen!
13
De heiligen en de gelovigen zullen op een dag in de overvloed van het eeuwige leven rusten, terwijl ze de heilige NAAM van God loven.
13'
Wat een verbazend en verwarrend schouwspel voor de goddelozen die dan aan Gods heil zullen wanhopen!
14
Wie niets van zichzelf of van zijn goed geeft, wie geen dienst verleent aan de naaste.
14'
Die vervloekt zichzelf en hij veroordeelt zichzelf tot de verlatenheid, tot het verval en tot de dood.
15
Er is niets middelmatigs, niets bekrompens en niets koppigs in de Heer God.
15'
Er moet dus geen enkele kleinheid zijn in de gelovigen.
16
We schijnen armzalig door van Gods glorie te spreken.
16'
Maar we moeten niet grotesk worden door onnatuurlijk over hem te spreken.
17
De hulp waar we de mensen vergeefs om hebben gevraagd, zal ons op een dag vele duizenden malen door hen worden aangeboden zonder dat we er om verzoeken.
17'
Maar we zullen haar niet ontvangen, want God zal haar dan in ons hebben vervangen door zijn neerdalende genade en door zijn opstijgende liefde, en onze rijkdom zal oneindig zijn.
18
We hebben gesmeekt om te ontvangen, teneinde te kunnen geven; zo zullen jullie smeken om te geven, teneinde ook te kunnen ontvangen, maar jullie gave zal als dode as in jullie handen blijven.
18'
Want wie niet ontvangt kan niet geven, en wie niet geeft kan ook niet ontvangen. Dat ieder dus de arme die God vreest te hulp komt voordat God hem voor altijd heeft verrijkt!
19
Als we gedurende zo lange tijd ons brood niet hebben kunnen verdienen door ons werk, hoeven we ons daar niet voor te schamen; de schaamte is voor wie ons hebben uitgesloten en voor wie ons hebben afgewezen zonder oordelingsvermogen.
19'
De kunstenaars, die de meest broederlijke en de meest liefdadige van de mensen zouden moeten zijn, zijn exclusief en slecht geworden; dat is geen goed teken, want heden heersen de ongelovigen onder hen.
20
Wat een schandaal voor alle middelmatigen die ons heden als waanzinnig beoordelen, wanneer zij de keuze van de Heer wat ons aangaat onverhuld zullen zien!
20'
Wat een verbijstering voor alle welgestelden die ons heden afwijzen, wanneer ze onze handen zullen zien overlopen van Gods genade en in ons hart zijn liefde zullen zien schijnen!
21
Ze zullen zich op de mond slaan en ze zullen zich op de tong bijten, want hun goddeloze oordelen zullen hen overstelpen en hun geschreeuw van ergernis zal hun spijtgevoelens om zich zo schromelijk te hebben vergist, slechts doen toenemen.
21'
Hun voorzichtigheid, hun rede en hun oordeel zullen hun als een hoop afval voor de voeten worden gelegd, en hun naaktheid zal ten overstaan van allen als een hoop verdroogde beenderen schijnen.
22
De gelovigen moeten hun godsdienst regelmatig beoefenen, en de intelligenten moeten hem geduldig bestuderen.
22'
De geïnspireerden moeten hun godsdienst diep binnendringen en de uitverkorenen moeten hem volledig verwerkelijken.
23
Groot is het volk waar een dergelijk Boek kan worden gepubliceerd.
23'
Maar nog groter is het volk waar het wordt ontvangen.
24
Zullen we nog lang alleen staan in het aanklagen van de verrotting die de wereld overspoelt en in het ons verheffen tegen de dood die haar gaat doen verstijven?
24'
Zullen we nog lang alleen staan in het prediken van de terugkeer naar de Heer van leven en in het opnieuw tonen van de weg naar het heil?
25
Als we de leer van ons geloof niet binnendringen, hoe zullen we dan de leren van de vreemde doctrines binnendringen?
25'
Weten we niet meer dat alles ons wordt voorgesteld onder de sluier van wijze symbolen en van heilige personages?
26
We prediken waarlijk in een woestijn van afdwaling, van ijdelheid en van dood.
26'
Zal Gods Geest niet de beenderen komen bezielen waar we ons toe richten?
27
O Godswonder, velen zullen zich verzamelen en ze zullen overdekt met hun vlees van leven zijn heilige NAAM loven, en de woestijn van de mensen zal als de tuin van Eden worden.
27'
Het water van leven zal uit zijn geheime middelpunt stromen, en de schoonheid van de heerschappelijke schepping zal zich in de hervonden onsterfelijkheid spiegelen.
28
Het behoort geen enkele vrouw toe ons te berispen en nog minder ons te beoordelen wat onze zoektocht naar God betreft.
28'
Zij die ons uit de tuin van Eden heeft doen verjagen, moet zich ervan onthouden zich te verzetten tegen onze langverwachte terugkeer.
29
Waar is de door God geïnspireerde intelligente die de dwalende maagd zal opnemen?
29'
Die is door God gezegend, want hij zal de geboorte van de koning van de hemel zien en zijn erfenis zal hem nooit meer worden ontnomen.
30
De onwetende slechten zullen wel met hem kunnen spotten en hem belachelijk maken.
30'
De Heer zal Hem voor eeuwig in zijn hart troosten en zijn lot zal onvergankelijk zijn.
31
Zíj zullen verbannen blijven in de duistere wereld en ze zullen elkaar verscheuren als wilde beesten.
31'
De uitverkorene van de Heer God zal zijn glorieuze zon bewonen en hij zal in zijn zeer zuivere schoot rusten.
32
Degene die weigert naar een dienaar van God te luisteren, en degene die weigert om hem te helpen Gods woord bekend te maken, snijden zich af van de zegen van God en van de hulp van de mensen.
32'
Díe gaan snel achteruit in de wereld evenals hun ondernemingen, en ze worden ellendig en beschaamd, zelfs als ze rijk en roemvol waren.
33
Wie het Boek van de hernieuwing minstens één maal geheel leest, is al door God gezegend en hij is geen wees meer in deze wereld.
33'
Het is waarachtig moeilijk om vrij te worden in God, dat wil zeggen zonder verlangens en zonder wereldse zorgen, teneinde Gods leer te verstaan zonder hindernis.
34
Zij die zich van de profane wereld hebben teruggetrokken en die God in hun harten bidden terwijl ze de heilige Schriften bestuderen, kennen noch hun voorspoed noch hun geluk. Dat ze de Heer loven die hun de genade heeft verleend om hem hier beneden te zoeken!
34'
Het goddelijke lijkt onmenselijk, maar dat is door zich terug te trekken van de wereld, terwijl het demonische onmenselijk is door haar geweld aan te doen. Wat het menselijke in de wereld betreft, het is een ten koste van dwangarbeid onderhouden zieltogen.
35
Het einde nadert, en niemand kan zich nog verzetten tegen de duisternis die de naties overspoelt, op straffe van vernietigd te worden door de goddelozen.
35'
God zal de laatste verlichte gelovigen toestaan om zich te verzamelen, opdat ze gered worden van de losbarstende rampspoed.
36
Velen twijfelen heden aan hun godsdienst, en eenieder komt er op zijn manier uit, zoals men een huis verlaat dat dreigt in te storten.
36'
Wie is de intelligente die tot aan de wortels van zijn geloof zal duiken, teneinde te worden bevestigd in Gods openbaring?
37
Wanneer de intelligente geleerden ons negeren, zullen we ons erover verheugen niet met hen bekend te zijn.
37'
Wanneer de onwetende profanen ons bespotten, zullen we ons erover verheugen niet met hen verward te worden.
38
Wanneer de blinde sektariërs ons afwijzen, zullen we ons erover verheugen niet met hen te verdrogen.
38'
Wanneer de goddeloze politici ons vervolgen, zullen we ons erover verheugen niet met hen geoordeeld te worden.
39
De sluwen beroepen zich heden op de heilige maagd en op God, maar dat is teneinde hun namen en hun doodswerken beter op te leggen in de wereld.
39'
Zo ontmaskeren ze zichzelf door zich vóór God te stellen, want de waarlijke gelovige cijfert zich weg ten overstaan van de Heer en ten overstaan van zijn mysteries.
40
Laten we de zieltogenden en de doden bezoeken, teneinde ons bewust te worden van de ijdelheid van onze verlangens, van onze zorgen en van onze werken in de wereld.
40'
Misschien zal een geïnspireerde intelligente er dan aan denken om God en zijn heil te zoeken zolang er nog tijd voor is?
41
O onpeilbare wijsheid van de Heer God, die ons doet zien dat zelfs de goddelozen dienen tot het heil van zijn welgeliefden in de wereld.
41'
Wie kan dat heden begrijpen zonder het mysterie van de Allerhoogste te hebben benaderd?
Oh! Wie zal de verbrande woestijn van de dood dopen, opdat de Heer zijn Heilige Geest erheen zendt?
42
We spreken een nieuwe taal, maar we zeggen de enige oude openbaring opnieuw, want niemand vindt iets uit in Gods KUNST.
42'
Gods waarheid kan zich wel met alle gezichten en alle gevederte kleden, zijn heilige naaktheid blijft altijd aan zichzelf gelijk.
43
We zullen nooit genoeg aan de onwetende ijdeltuiten zeggen dat de rust van het Zijn niet het niet-zijn is, noch bijgevolg het niets, waar ze het regelmatig mee verwarren.
43'
Zo is de graankorrel niet precies de plant, maar ze bevat haar potentieel, en niemand zou haar kunnen verwarren met de dood zonder zijn onwetendheid tentoon te spreiden.
44
O aanfluiting, het Boek van het geloof wordt afgewezen door de blinde en ijdele gelovigen die denken alles te kennen van de oude openbaring, terwijl ze zelfs niet gevestigd zijn op de schors van hun Schriften.
44'
De vereenzaamden, de afgewaalden, de opstandigen en de goddelozen zullen het vóór hen in vervoering en met erkentelijkheid ontvangen en zij zullen Gods koninkrijk erven in de plaats van de weldenkenden die zijn gemummificeerd in de dode letter van hun Schriften.
45
Vindt eenieder zichzelf niet op zijn best zoals hij is? En verlangt eenieder niet te leven hoe verzwakt hij ook is?
45'
Aangezien we moeten sterven en alles opgeven, wat zijn dan de rijkdommen van de aarde en al het werk van de mensen voor ons?
46
Zouden we er niet beter aan doen de Heer van leven te zoeken die ons als enige van de dood kan redden, en de ijdelheden van de wereld op te geven die ons de weinige tijd doen verliezen, die ons hier beneden wordt verleend om het te duchten raadsel op te lossen?
46'
De aanvaarding, de eenzaamheid en de vrije tijd zijn voor ons bovenal nuttig om naar het juweel te zoeken dat ons zal redden van de verstrooiing van de dood, want de ene bevrijdt ons van de zorgen van de wereld, de andere doet ons haar beslommeringen vermijden en de laatste geeft ons de tijd noodzakelijk voor de heilige zoektocht naar het leven.
47
Een ding geloven is goed.
Het doordringen is beter.
Het bezitten is volmaakt.
47'
O mijn Heer, hoe zullen we de zo noodzakelijke vrije tijd en vrede verkrijgen voor de zoektocht naar jouw heilige klaarblijkelijkheid?
48
De kunsten van de mensen kunnen ons hier beneden wel verstrooien en troosten.
48'
Alleen Gods KUNST kan ons van de verrottende schande van de doodzonde bevrijden.
49
Niemand moet zich erin vergissen: Gods schepping is prachtig, ze is schitterend, ze is volmaakt en ze is enig in substantie en in essentie.
49'
Want zelfs gevallen en met de modder van buiten vermengd, is ze nog mooi en onderwijst ze ons de weg terug naar de Enige Schittering.
50
Het volstaat ons niet van de dood te worden bevrijd en weer vrije geesten in God te worden gemaakt.
50'
We verlangen bovenal te verrijzen in het glorieuze lichaam van de Heer van leven.
51
Een intelligente heeft het lichaam van onsterfelijkheid van onze mooie Heer willen aanraken, en dankzij hem weten we dat het gaat om een tastbare werkelijkheid en niet om een ijdele verschijning.
"Satan is verworpen omdat hij geen hulde heeft gebracht aan de heilige en mysterieuze drievuldigheid van Adam."
51'
Het is dankzij dat lichaam van glorie dat de zonen van de Enige hoger staan dan al Gods schepsels, zelfs dan de engelachtige geesten, en zo buigt elke knie voor Adams glorie en zal Satan niet weer kunnen worden opgenomen in de hemel alvorens het zeer heilige lichaam van de verrezen Christus te hebben aanbeden.
51"
Het is een wonderbaarlijk geheim dat we voor allen zichtbaar maken. Dat zal misschien degenen doen nadenken die zich niet hebben geïnstalleerd en niet zijn ingeslapen in de vuiligheid van de gevallen wereld.
Wat ik onderwijs is de traditionele doctrine, nokbalk die de dood niet bereikt. Ik leg er mij op toe te handelen volgens de Vaders van de traditie.
LAO TSÉ
Waarom, o mensen uit de aarde geboren, hebben jullie je aan de dood uitgeleverd, terwijl jullie de macht hebben om deel te nemen aan de onsterfelijkheid?
HERMES TRISMEGISTUS