Menu
Home
Home
SiteMap
Franse Website
Engelse Website
Louis Cattiaux
Louis Cattiaux
Biografie
De Hervonden Boodschap : Toelichting & Voorwoorden
De Hervonden Boodschap : Toelichting & Voorwoorden
Voorword bij de Nederlandse Vertaling
Toelichting
Bij Wijze van Inleiding
Voorword
Over De Hervonden Boodschap
Picturaal werk
De Hervonden Boodschap
De Hervonden Boodschap
Inhoudsopgave
Gouden Vader-Schitterende Moeder-Het Licht
Boek I ...
Litanies of the Mother and of the Son
Concordantie
Concordantie
Eenvoudig zoeken
Geavanceerd zoeken
Help
Video's
Links
Links
Bestellen
Download
Andere websites
Neem contact op
Kies een vers
FR
EN
SiteMap
Franse Website
Engelse Website
Biografie
De Hervonden Boodschap : Toelichting & Voorwoorden
Picturaal werk
Inhoudsopgave
Gouden Vader-Schitterende Moeder-Het Licht
Boek I ...
Litanies of the Mother and of the Son
Eenvoudig zoeken
Geavanceerd zoeken
Help
Bestellen
Download
Andere websites
Neem contact op
BOEK XXXI
Inhoudsopgave
Gouden Vader - Schitterende Moeder - Het Licht
Boek I
Boek II
Boek III
Boek IV
Boek V
Boek VI
Boek VII
Boek VIII
Boek IX
Boek X
Boek XI
Boek XII
Boek XIII
Boek XIV
Boek XV
Boek XVI
Boek XVII
Boek XVIII
Boek XIX
Boek XX
Boek XXI
Boek XXII
Boek XXIII
Boek XXIV
Boek XXV
Boek XXVI
Boek XXVII
Boek XXVIII
Boek XXIX
Boek XXX
Boek XXXI
Boek XXXII
Boek XXXIII
Boek XXXIV
Boek XXXV
Boek XXXVI
Boek XXXVII
Boek XXXVIII
Boek XXXIX
Boek XXXX
Litanieën van de Moeder en van de Zoon
BOEK XXXI
Het is een grote liefdadigheid de armen die we bijstaan toe te staan ons als dankbetuiging dienst te verlenen, want zo geven Jij die van heel de lichamelijke wereld het meest volmaakte wezen bent dat ik heb gezien, door dit lichaam van jou, schitterend, onsterfelijk.
ZOROASTER
Elk tijdperk zal aan het volgende met lof van jouw werken spreken, men zal jouw wonderen openbaar maken.
DAVID
NEUVE TRIE
HET LICHT
1
Wij streven naar de nederigste en de meest gehekelde plaats in de wereld, opdat eenieder zich boven ons oordeelt en niemand in zijn geloof aanstoot neemt aan onze persoon of aan onze toestand.
1'
Het Boek telt meer dan degene die het heeft geschreven, en het ding waar het Boek van spreekt, telt meer dan het Boek. Zo moeten we niet vergeten dat Gods heil meer telt dan de middelen van het heil.
2
Het is Gods liefde, die voor de sluwen van deze wereld zo belachelijk schijnt, die ons op de dag des oordeels zal redden.
2'
Want wij zullen ons niet met een leeg hart en met lege handen aandienen.
"O uiterste verrassing van het gewicht van het levenslicht!"
3
Dat de armen een dag als de rijken leven en dat de rijken een maand als de armen leven, opdat eenieder de staat van de anderen kent.
3'
De gelovigen die het Boek lezen, zullen in vervoering raken van vreugde en ze zullen het nieuws om zich heen verspreiden, want de Heer die in de hemel is verdwenen, komt weer op de aarde en zijn rijk nadert zeker.
4
Dat wil niet zeggen: ervaar de ondeugd of de vuiligheid.
4'
Dat wil niet zeggen: bid niet meer of zoek niet meer.
5
Weten we onder welke gedaante de Heer zich bij ons zal aandienen? En zijn we er van verzekerd dat we hem op tijd zullen herkennen?
5'
Alle vormen behoren hem bij uitstek toe, want zonder enige inspanning openbaart hij ze en lost hij ze op in zijn voortdurende schepping.
6
we hun de verzekering van hun waardigheid van vrije mensen.
6'
plaatsen en dat ze alles tot hem herleiden en niets tot zichzelf. Ziedaar een teken dat boven alle andere uitsteekt.
7
Het is niet goed te zegevieren, noch te schitteren, noch zelfs gelijk te hebben tegenover wie dan ook in deze duistere, door jaloezie en door haat vergiftigde wereld.
7'
Het is beter verborgen en onbekend te leven, en in het geheim goed te doen aan de armen en aan de nederigen die niet in de hand bijten die hun te hulp komt.
8
Op een dag zullen de hoogmoedigen van de wereld wakker worden in de dode modder, en hun verbazing, hun razernij en hun wanhoop zullen afgrijselijk zijn.
8'
Ze zullen ontdekken dat ze veiler zijn dan het ongedierte dat krioelt in een rottend lijk, want ze zullen de dood al brakend eten.
9
De uitverkorenen van de Heer zullen in het zachte licht baden dat de goede levensgeur balsemt, en ze zullen elkaar eindeloos gelukwensen.
9'
Geen druppel van de hemelse dauw zal in de modderpoel van de dood afdwalen, want een glazen muur zal hen van de verdoemden scheiden.
10
Zo zullen de slechten de eenheid van het heilige licht zien dat Gods kinderen zal baden, en dat zal hun kwellingen doen toenemen, want ze zullen er op geen enkele andere wijze in kunnen deelnemen.
10'
Ze zullen zich noch verstaanbaar noch zichtbaar kunnen maken bij de uitverkorenen vanwege hun duisternis die hen met de vuiligheid van de dood zal doen verwarren.
Maar ze zullen zichzelf verscheuren te midden van het gebrul van hun steeds hernieuwde zieltoging.
11
Laten we de lelijke en ingewikkelde dingen afwijzen en laten we al onze vrije tijd aan de zoektocht naar de enige schoonheid wijden.
11'
Laten we de strakke kleren verwerpen en laten we de vuiligheid van de zonde verteren die ons in de duisternis van de dood handhaaft.
12
Gods waarheid ijlt wie haar met een nederig en gezuiverd hart zoekt, tegemoet.
12'
Maar ze vlucht voor wie geloven haar geweld aan te kunnen doen, ze verbergt zich voor wie haar versmaden en ze laat wie haar een slechte dienst bewijzen in de steek.
13
Dat hij die zich eenzaam en in de steek gelaten voelt in de wereld, moed vat; dat hij in zijn hart tot de Heer en tot zijn heiligen bidt, en hij zal ontvangen waar hij om heeft gevraagd.
13'
Dat hij goed nadenkt over zijn verzoek, teneinde geen lege schorsen te ontvangen in plaats van de substantiële amandel, het enige dat Gods kinderen overlaadt.
14
We moeten zorgvuldig elk contact vermijden met de wereldse sceptici die alles zwart maken, in het onvermogen waarin ze zich bevinden om iets van Gods waarheden te ontvangen.
14'
Terwijl ze zich zeer verfijnd wanen, zijn ze als imbecielen geworden die in de leegte van hun harten en van hun geesten zegevieren. Hun rol is om alles te besmeuren wat niet besmet is zoals zij.
15
goddelozen zullen we verklaren niets te weten, niets te hebben en niets te kunnen, wat waarachtig is.
15'
Onze voorzichtigheid, onze stilte en onze afwezigheid zullen onze waarborg zijn ten overstaan van hen die willen kennen zonder te studeren, zien zonder te geloven, en oordelen zonder lief te hebben.
16
Het is een zonde ten overstaan van God en het is een gevaar voor allen een slechte te onderrichten, en het is een waanzin en een gevaar voor onszelf hem te helpen zolang zijn slechtheid en zijn sluwheid voortduren.
16'
Tegenover de eenvoudige gelovigen, kinderen van God, zullen we de goedheid van het heilige licht openbaren, opdat hun harten worden bevestigd in het geloof in God en opdat hun geesten worden doordrongen van een hemelse straal.
17
Degene die God als Vader erkent, die hem in zijn hart aanbidt en die aan zijn stem gehoorzaamt, is kind van God en beoefent de ware godsdienst.
17'
Degenen die van het werk van de anderen leven en die zich in de godsdienst hebben geïnstalleerd als in een kaas, zullen het niet met ons eens zijn; maar zijn ze het met de Heer van waarheid?
18
Een geleerde onwetende die openlijk spreekt van wat hij in wezen niet weet, zal de andere onwetenden altijd meer onderricht toeschijnen dan een wijze kenner die de enige grondslag versluiert van al wat is.
18'
Christus is zeker enig in God, maar zijn vormen in de schepping zijn veelvuldig. Zo zullen we hem ten eerste herkennen aan het werk en aan het gewicht, vervolgens aan het woord; maar nooit aan de verschijningsvorm.
19
Op de dag des oordeels zal eenieder in de nieuwe hiërarchie worden geplaatst, daar waar hij zichzelf heeft gezet zonder het te weten.
19'
Allen kunnen liefhebben en geloven; alleen enkelen kunnen begrijpen en vinden.
20
In iedere godsdienst zullen de voorbestemden het Boek van Gods wetenschap lezen en na het te hebben herkend in hun harten, zullen ze het ten uitvoer brengen in de wereld. Die dag zal de nabijheid van het einde van de dood en van de hernieuwing van het leven markeren.
20'
Op een dag zullen de wonderen van Gods kinderen antwoorden op de wondertekens van de kinderen van de demon, en de eersten zullen de doodswerken van de goddelozen ontmaskeren en neerhalen, terwijl die laatsten de levenswerken van de zonen van de Enige zelfs niet zullen kunnen aantasten.
21
Zullen we, om in deze wereld te leven, verplicht zijn om onze levensbehoeften te bedelen door om een plaats te verzoeken bij de almacht van de kerken, of bij die van de sekten, of bij die van de partijen, of bij die van de geheime genootschappen?
21'
Zal de Heer eindeloos het uur van zijn genade en van zijn geheime gave uitstellen? Zullen we altijd aan de overspoelende vloed van de goddelozen zijn onderworpen en zullen we altijd door de blinde muur van de huichelaars worden afgeweerd?
22
Beschikt de Heer niet over het voedsel van de werelden? En is hij niet in staat om ons rechtstreeks te doen leven als hij het wil?
22'
Zullen we nog lang profaan moeten werken om ons levensonderhoud te verdienen hier beneden, in plaats van God te loven en te aanbidden zoals ons hart verlangt?
23
Óf heeft hij besloten ons het lot van Job te doen ondergaan, ondanks onze huidige zwakte en armoede?
23'
Zullen ons geloof en ons werk voortdurend, zonder resultaat, worden verzwolgen door de lusteloosheid van de zieltogenden van de wereld die uitdooft?
24
Of misschien heeft hij de beslissing genomen om ons tot de bedelstaf te brengen, opdat wij geheel van hem zijn?
24'
Zullen we hier beneden nog lang worden gehandhaafd als nutteloos en nergens goed voor, ondanks onze waanzinnige zoektocht en ondanks onze onzinnige liefde?
25
Hoe zouden onze metgezellin en de mensen om ons heen niet twijfelen aan onze missie?
25'
Is het ons niet overkomen te twijfelen aan de waakzaamheid en aan de bescherming van de Heer voor onszelf?
26
Hoe zouden we wie dan ook kunnen beoordelen en veroordelen voor zijn gebrek aan geloof, terwijl het onze zo wankel is?
26'
Zullen de gelovigen niet weer moed vatten door ons geval te beschouwen en door onze uiteindelijke redding te zien?
27
Als de Heer het toestaat, zal ons voorbeeld een grote vertroosting zijn voor al de gelovigen die op Gods heil hopen.
27'
Dat zal voor ons een grote beloning en een grote vreugde zijn voor een klein werk en voor een kleine moeite in de wereld.
28
Veel ingelijfde gelovigen zijn ertoe gekomen te weigeren Gods heil te zoeken hier beneden, uit onuitgesproken vrees het te vinden, en zo de hoop te verliezen het in een verre toekomst te verkrijgen, terwijl ze zich in de tegenwoordige wereld schikken. Díe handhaven de Heer in het graf, teneinde zich gerieflijk in de wereld te organiseren.
28'
Het is alsof ze weigerden aan de tafel van de Heer aan te zitten, de belofte van een latere redding verkiezend boven het banket van het leven. Is dat in werkelijkheid niet omdat ze zich liever in deze wereld van dood organiseren dan zich in het leven van God te vestigen?
29
De profanen zijn overal binnengedrongen en ze bevelen heden in de wereld, in de kerken en in de inwijdingsgenootschappen.
29'
Dit is een te duchten teken van de wanorde der geesten, en weldra zal het een geur van verrotting der naties zijn die de wereld zal overweldigen.
30
Het doet er weinig toe dat het Boek ons verward en abstract toeschijnt; het essentiële is dat we het precieze en concrete ding bereiken waar het Boek van spreekt.
30'
Worden de twee wegen er niet op een wijze manier met elkaar verstrengeld om de boom van leven te vormen, in plaats van profaan gescheiden te worden om dode krukken te maken?
31
Zij die ons de redding door de wil en door het werk van de mens verkondigen, zijn profanen die zich ijdel in Gods geheimen ingewijd wanen.
31'
Heer, zie ons hier gebroken en aan jouw voeten liggend, als een hoop as waar alleen het geloof van onze liefde voor jou schijnt, maar waar niets meer uit zichzelf beweegt.
32
Terwijl ze slechts het speelgoed van de kwaadaardige zijn die alles op brute wijze geweld aandoet, maar die niets zachtjes ontknoopt en die niets heiligerwijs verenigt.
32'
Als jij ons niet weer komt bezielen door jouw heilige vleeswording, dan zijn wij hier ingeslapen tot de dag van jouw oordeel, mooie Heer van barmhartigheid.
33
O volk van God dat zo in de wereld hebt geschitterd, zul jij niet weer de fakkel van de geest oprichten die uitdooft op de aarde?
33'
En zul jij niet weer de heilige boeken op het altaar plaatsen van de hemelse schittering, tot jou neergedaald?
34
O door God bezochte volkeren, zullen jullie je niet weer oprichten uit de modder waar jullie je zieltoging organiseren? En zullen jullie niet weer tot de Heer van waarheid komen?
34'
Tot degene die jullie heeft opgewekt, die jullie nog behoedt en die jullie zal redden als jullie afstand doen van de doodswerken, van de hebzucht en van de haat die jullie steeds meer vergiftigen.
35
Wie onder jullie zal een helpende en broederlijke hand uitsteken naar de nieuwgeboren zwarte volkeren, opdat ze toegang hebben tot de openbaring van de Enige Heer van leven? Van wie zullen ze dus het juweel erven?
35'
Zoniet, zullen ze jullie niet weten voorbij te streven met de hulp van de Heer van geloof en van liefde, en jullie laten wegkwijnen in de modderpoel van de dood met jullie hoogmoedige intelligentie, met jullie ijdele wetenschap en met jullie blinde rede?
36
Het is ijdel te proberen ons uit onszelf te verbeteren en te redden, want we zullen slechts geraken tot de hoogmoed van een denkbeeldig slagen en tot de verzekering van een bedrieglijke veiligheid.
36'
En onze uiteindelijke staat zal duizend maal erger zijn dan de eerste, want we zullen de modder die ons vergiftigt behendig hebben opgehoopt en gemaskeerd in plaats van hem helemaal te hebben verwijderd.
37
Zo is het voor ons verkiesbaar in alle omstandigheden de raad en de hulp van de Heer te vragen, en ons met geloof in zijn wonderbaarlijke handen over te geven.
37'
Die in ons zacht het leven scheiden van het vergif dat het verstikt en dat het steeds meer doodt, want de Heer weet de zonde te verwerpen en hij weet zijn heilige en volmaakte heil in ons te gieten.
38
We moeten de nederigheid van de dood doorstaan alvorens de glorie van de verrijzenis te bereiken.
38'
Bepaalde uitverkorenen van God zullen nochtans omgevormd worden zonder de dood te doorstaan, want ze eten de Heer van leven nu al.
39
Men moet oplossen alvorens te stollen.
39'
Dit is de wet van de hemel en van de aarde.
40
De Heer zal eerst op ons inwerken en vervolgens zullen wij in zijn NAAM op de wereld inwerken, zonder onszelf ooit de macht toe te kennen die ons door hem is gegeven.
40'
Gods waarachtige kinderen worden in deze wereld herkend aan het feit dat ze voortdurend aan God de glorie toedragen van wat ze in zijn NAAM doen.
41
Is het levenslicht niet voortgekomen uit de vereniging van de hemel en de aarde? En bevinden de twee wegen van God zich niet wonderbaarlijk in haar alleen verenigd?
41'
De profanen kennen ze geen van beide, de half onderrichten scheiden ze en stellen ze tegenover elkaar; alleen de wijzen brengen ze samen en verenigen ze in Gods eenheid.
42
Kennen we een volledigere en mooiere doctrine dan die van het Boek van de eeuwige openbaring?
42'
Is het niet de doctrine van de Heer van verrijzenis, voortgekomen uit Gods schepping en voortgezet tot aan ons toe?
43
Er zit niets nieuws, niets veranderends in, want ze is eeuwig en volmaakt vanaf het begin der tijden.
43'
En ze zal voortbestaan, zelfs nadat de tijden zijn verstreken, want het is de doctrine van het leven dat niet vergaat.
44
Gods woord gaat uit van zijn NAAM en het komt terug naar zijn NAAM. Het vertrekt vloeibaar en komt in vaste vorm terug.
44'
De Heer van de werelden krijgt op zijn beurt gestalte!
O wonder, o mysterie, o volmaaktheid, o al dat tot rijping komt!
45
Zelfs de één maakt deel uit van de getallen en van de letters, terwijl het accent ze in het geheim bezielt zonder aan een enkele verbonden of onderworpen te zijn.
45'
Het is de vijfde die vóór de eerste komt. Het is degene die beweegt en die doet bewegen, op onzichtbare en op zichtbare wijze.
46
We moeten afstand doen van onze wil ten overstaan van God, maar op voorwaarde dat we vantevoren goed weten wat we van hem verlangen.
46'
Afstand doen zonder voorwerp zou ons tot het onbewustzijn en tot de oplossing van het beweeglijke voorgeborchte terugleiden, terwijl afstand doen met het voorwerp ons tot het bewustzijn en tot de stolling van de vastgehechte schepping zal leiden.
47
Zullen we ons nog lang tevreden moeten stellen met de spijt om het aardse paradijs en met de hoop op de verrijzenis, terwijl we in de modder zieltogen?
47'
Zullen we nog lang aan de vuiligheid van de doodzonde zijn onderworpen, zonder daadwerkelijke hulp, met alleen de vertroosting van de hoop van het geloof?
48
Zullen we nog lang alleen aan onze raad en alleen aan onze vermogens zijn uitgeleverd om in deze verduisterde en wrede wereld voort te bestaan? En zullen we allen weer weeskinderen van Vader en van Moeder worden?
48'
Hebben de moedigsten onder ons het geloof in Gods heil niet al verloren? En prediken zij niet de redding van de mens door de mens en zijn definitieve organisatie in de ballingschap van de gevallen wereld?
49
Zal de Heer niet een teken zenden dat allen kunnen zien en verstaan, opdat de besten weer tot hem komen?
49'
En opdat ze de massa's ertoe brengen om zich in hun hart tot hem te bekeren vóór het oordeel van het einde?
50
Het Boek is een teken voor hen die nog een beetje zien en verstaan in de schemering van het einde, maar hoevelen kennen het en hoevelen dragen het over?
50'
Laten we de barmhartige Heer bidden, opdat hij ook een publiekelijk teken openbaart voor hen die niets meer zien en verstaan in de zieke en zieltogende wereld.
51
O Mensenvriend, ga je ons in de steek laten en ons onszelf laten organiseren in de vuiligheid van de dood die tot de chaos van het ongerijmde leidt?
51'
Zie ons hier in de steek gelaten en aan onszelf overgeleverd in de duisternis van de ballingschap, en jouw ster heeft zich voor ons verborgen, en jij hebt je in de hemel teruggetrokken.
52
O Barmhartige die zelfs onze imbeciele keuze voor de dood vergeeft, zul je ons niet weer een welbeminde zoon zenden vóór de ondraaglijke uitstraling van jouw oordeel?
52'
Opdat hij jouw heilige levenslicht opnieuw onder ons openbaart als de borgsom van jouw vergeving, en als de eersteling van jouw ongeëvenaarde glorie.
53
Zul je ons niet nog een keer je heilige essentie en substantie zenden die geheel jou zijn?
53'
Opdat wij verlicht, getroost en gerustgesteld worden in je wonderbaarlijke heil.
54
Want onze duisternis wordt dichter en ze wordt steeds ondoorzichtiger, als de aankondiging van het einde der tijden.
54'
Maar wij weten dat jouw dag nabij is, want wij voelen jouw licht in ons roeren als het kind dat geboren gaat worden.
55
De hel is ver weg van God leven, ten koste van eeuwige dwangarbeid, met in het afval begraven restjes licht als voedsel.
55'
Het heil is dicht bij God leven, in de wonderbaarlijke overvloed van zijn zuivere en heilige licht dat de vrijheid van Gods kinderen is.
Wij eren de onsterfelijke, schitterende Zon, met de snelle rossen.
ZOROASTER
God is de beschermheer van de gelovigen. Hij zal hen van de duisternis naar het licht leiden.
KORAN