Accueil Louis Cattiaux The Message Rediscovered Concordance du Message Retrouvé Videos Links

Ga naar het vorige boek Ga naar het volgende boek Afdrukbare pagina in A4-formaat

BOEK XXVII

  Er zijn op de aarde priesters belast met het vieren van een eredienst die slechts het beeld en de schaduw is van de hemelse dingen.

PAULUS


  Ziehier een mysterie dat ik jullie openbaar, wij sterven niet allen, maar allen zullen wij worden veranderd.

PAULUS



UN IVER ÉTÉ DE TIJD

1 Alle ongeluk dat ons hier beneden treft is een wonderbaarlijke kans voor ascese om in God terug te keren als we het blijmoedig weten te aanvaarden in plaats van het af te wijzen. Maar velen geven er de voorkeur aan zich weer te gaan wentelen in de modder van de wereld. 1' Als de blinde hoogmoed van de organisatoren van deze wereld en de ongerijmde gruwel van de dood ons niet terug tot God leiden, hoe zouden de woorden van het Boek dan ooit kunnen worden verstaan door de op deze duistere aarde verbannen mensen?

2 Hoevelen kunnen dat begrijpen zonder aanstoot te nemen in hun geesten en in hun harten van blinden en van doven? 2' Laten we niet in slaap vallen bij de gelukjes van deze wereld, want ze gaan snel voorbij en het ongeluk dat volgt lijkt oneindig.

3 Wij hebben niet te oordelen over wat ons overkomt. Het behoort ons alleen toe ons ervan te bedienen zonder te discussiëren, teneinde God en zijn heil zo snel mogelijk te bereiken. 3' Laten we er goed op letten om alles wat ons overkomt onmiddellijk te gebruiken voor onze redding in God, zo zullen we de opstandigheid vermijden die ons doet wegzinken in de ongerijmdheid van de dood, en de berusting die ons erin doet vastlopen.

4 Zich aan zijn huis, aan zijn kantoor, aan zijn atelier, aan zijn kazerne of aan zijn klooster hechten, dat is hetzelfde. 4' Wennen aan de gevangenis of wennen aan de gevallen wereld, dat is hetzelfde, want de beste organisatie zal er ons niet van redden.

5 De heiligen scheiden en verenigen de dingen in de hemel.
De geleerden scheiden en verenigen de dingen op de aarde.
5' Het is boven alles moeilijk de dingen van de hemel te scheiden en te verenigen met die van de aarde. Alleen de wijzen slagen erin, met Gods hulp.

6 Er zit geen enkel gevaar in het bidden teneinde Gods gave te ontvangen, maar er zit een behoorlijk gevaar in het proberen te ontdekken van het geheim van de Enige. Velen hebben er de goddeloosheid, de waanzin en de dood gevonden. 6' Er zullen veel geliefden zijn die worden gered, maar er zullen weinig bezitters zijn die worden gevestigd in de glorie en bijna geen kenners die worden verenigd in de Enige Schittering.

7 Laten we de hoogmoedige gelovigen terzijde die de anderen de les willen lezen en die zich vanzelf gered wanen door de formules en door de symbolen van hun godsdienst, die ze stompzinnig verwarren met de levende werkelijkheid van Gods gave. 7' Laten we hun preken beschouwen, maar laten we ook de modder die hen van top tot teen bedekt beschouwen en we zullen verstaan dat ze niet prediken als geredden, maar dat ze schreeuwen als verlorenen. Zij illustreren, zonder het te weten, de parabel van de blinden die andere blinden geleiden.

8 Velen onder hen die de Heer hebben gezien, hebben verstaan en hebben aangeraakt, hebben zijn verborgen doctrine niet gekend. Hoe zouden degenen die ons heden met afbeeldingen prediken het levende geheim dat ze alle bezielt, kunnen vermoeden? 8' Dat die voorzichtig zijn, dat ze nederig zijn en dat ze schroomvallig zijn als ze ons de les lezen over de Heer die redt van de dood, want zijzelf zijn nog niet gered of verlicht in God.

9 De as van de goddelozen en van de slechten die sterven verankerd in hun slechtheid en in hun ontkenning van God, zal in de zes richtingen worden verstrooid of ze zal worden achtergelaten in de aarde, met het verbod om terug te komen onder de aan God onderworpen gelovigen. 9' De as van de gelovigen en van de liefdadigen die sterven bevestigd in hun geloof en in hun liefde in God, zal bijeen worden gebracht, teneinde in iedere woning te worden geëerd, op het aan God gewijde altaar van brute stenen.

10 Wij zochten de glorieuze steen van de kroning in de hemel, maar de Heer heeft ons de nederige steen van de grondslag doen zien die zich aan onze voeten bevond, opdat we hem in de duisternis van de dood oprapen en hem naar het levenslicht brengen. 10' Zullen we niet erkentelijk zijn jegens de Heer die liefdevol naar ons kijkt ondanks onze duisternis?
Zullen we niet zeer geraakt zijn door het onderwerp van de bevruchtende liefde van de Allerhoogste?
Zullen we niet weer tot leven worden gewekt in de glorie door het woord van leven van de Almachtige die ons als bovennatuurlijke kinderen verlangt?

11 De steen van de grondslag is de meest verachte, omdat hij duister is, maar hij is de meest waardevolle, want alle andere zijn erin verborgen. 11' Zo is het zwarte volk het meest verachte, maar het is ook het beste, want het zal alle andere doen schijnen in de hervonden Heer.

12 Het Boek is niet voor hen die zich gered wanen, maar voor hen die gered willen worden. 12' Wij zijn niet te drinken komen geven aan hen die verdrinken, noch te eten komen geven aan hen die hun overdaad uitbraken.

13 Wij zijn niet het water komen geven aan hen die stompzinnig geloven hun dorst te lessen door de formule van water op te zeggen en die de levensbeker afwijzen. 13' De Heer ontlast ons van de nauwgezette verplichtingen, opdat we, nadat we het meest slaaf zijn geweest in de dood, het meest vrij worden in het heilige leven.

14 We zullen onze doden vier dagen in het graf laten, opdat ze afzonderlijk weer kunnen verrijzen. Waarna we hen zullen verbranden, opdat hun as zich bij de as van de voorvaderen voegt tot de grote dag van de algemene verrijzenis. 14' Dat degene die verlangt aan het figuur van de sacramenten deel te nemen te midden van zijn broeders, het vrijelijk doet, en dat degene die verlangt er aan deel te nemen in het geheim in de Heer, het ook vrijelijk doet, zonder dat iemand over de keus van de een of de ander oordeelt.

14" Alleen de bedorven lichamen zullen door het vuur worden verteerd of in de aarde zelf worden begraven. De heilige lichamen die in goede staat blijven zullen zorgvuldig worden bewaard tot de tijd van de verrijzenis.

15 Dat de onderrichtende en berechtende paters minstens zestig jaar zijn, dat de raadgevende en hoedende broeders minstens veertig jaar zijn en dat de gelovigen die vrijelijk het lichte juk van de Heer kiezen, minstens twintig jaar zijn. Maar de Heilige Geest heeft geen leeftijd. 15' Heden is de wet gegraveerd in onze harten en niet meer in de steen, want onze harten kennen wat goed is en wat slecht is. Zo is ons de vrijheid van keuze gegeven, opdat onze beloning of onze straf een heilzaam voorbeeld is voor de wereld die naar ons kijkt.

16 Wij geloven achter God aan te hollen, maar God holt nog veel meer achter ons aan. 16' Is hij niet met ons tot in het riool van de wereld om ons er uit te trekken?

17 De blanken die het Boek ontvangen zijn, als eerste, erfgenamen, maar zij zijn in niets hogerstaand dan de zwarten. Laten we hen allen beschouwen als broeders gelijk in Gods liefde en laten we hen met alle genegenheid ontvangen, maar laten we hen niet onderling vermengen. 17' Schaam je niet voor de zwarte kleur die God voor jullie heeft gekozen, want daarin zijn alle andere verborgen. Weten jullie niet dat het licht in het begin is gekomen uit de duisternis en dat het aan het einde zal rusten in de gouden schittering?

18 Het is omdat het Boek is geweigerd door de weldenkenden dat de Heer het heeft aangeboden aan de eenvoudigen. Dus laten we de Heer bedanken voor de gave die hij ons heeft gedaan en laten we de weldenkenden bedanken die het ons zo, zonder het te weten, hebben gezonden. 18' De humor van de Heer is groot en hij spot op ongehoorde wijze met de al te intelligenten en de al te geleerden.
De volkeren die erfgenamen zijn van de doctrine van de hemel en die in hoogmoed zijn vervallen, hebben het alle in hun tijd ervaren.

19 Het is de zwarte vrijheid die de wereld zal verhelderen en het is het zwarte volk dat Gods licht opnieuw in de wereld zal openbaren, want het zwarte tijdperk broeit de hemelse helderheid uit. 19' Dat is een belofte van de Heer die voor onze ogen werkelijkheid zal worden als we zijn erfenis ontvangen zonder te twijfelen, want hij kiest wie hem goeddunkt om zijn glorie te doen schijnen op de aarde.

20 Als wij titels, graden en diploma's van ijdelheid verwerven in de wereld, zal God ons terstond de geest en het hart sluiten voor zijn grootse openbaring, en hij zal ons hulpeloos laten wegkwijnen in de hoogmoed en in de dood. 20' Laten we, meer dan voor wie ook, vluchten voor de goddeloze geleerden en intellectuelen, want zij stellen zich niet tevreden met dood te zijn van geest en van hart, zij verbreiden ook, om zich heen, de dood in de geest en in het hart van de gelovigen.

21 God spreekt slechts tot de eenvoudigen die geloven in zijn NAAM en hij inspireert slechts zijn kinderen die gehoorzamen aan zijn STEM. 21' Wie zich verheerlijkt, al was het om Gods openbaring, verliest de openbaring en verliest zichzelf.

22 God behoudt ons een verrassing voor die voor enkelen heel zacht en voor anderen heel wreed zal zijn, want Gods gereddenen zullen vreedzaam, zijn heilige NAAM lovend, door de vuuroven lopen, terwijl de verstotenen elkaar onderling zonder medelijden en zonder pardon zullen verscheuren in de verslindende vlammen van de hel. 22' Laten we ons de machteloze razernij van de slechten inbeelden, wanneer ze waarnemen dat de verrotting geen vat meer heeft op het lichaam van de uitverkorenen, terwijl ze haar doeltreffendheid heeft verdubbeld wat hen aangaat! De gereddenen zullen er zelfs niet aan denken om te lachen bij het zien van dit schouwspel, en de verstotenen zullen er niet aan denken om te huilen, zo groot zal aller verbijstering zijn.

23 Laten we ons geloof in de Heer van leven zorgvuldig behouden en ons hoeden voor de goddelozen, want op de laatste dag zullen de geleerden en de intelligenten van de wereld het uitgillen onder de klappen van de dood. 23' De eenvoudige kinderen van God zullen met verbazing naar hen kijken, want zijzelf zullen ongedeerd blijven in de vlammen van het verslindende vuur en het ongeluk zal hen nooit meer bereiken.

24 De christelijke aristocratie van de kennis is meteen in het begin onthoofd en de symbolen, de personen, de riten en de sacramenten hebben de plaats ingenomen van de transcendente werkelijkheid van het goddelijke mysterie. 24' Zo zijn degenen die zich hoogmoedig het meest verlicht waanden, zonder het te weten, afgodisch, blind en bijgelovig geworden en, terwijl ze voor iedereen blind geloof eisen, hebben ze Gods licht weer onder het schepel geplaatst en hebben ze het zichzelf ontnomen.

25 De ongelovigen kunnen zich bekeren en het mysterie van het leven benaderen om te worden gered, maar hoe zouden de gelovigen die zichzelf hebben opgesloten in de dode afbeeldingen van Gods geheim, de tastbare werkelijkheid kunnen ontdekken van de uit de hemel neergedaalde Heer die redt van de dood? 25' Het is beter niets te kennen dan iets half te kennen en er halsstarrig aan vast te houden, terwijl men zich onderricht waant in het geheel. Hoe volmaakt ze ook mag zijn, de afbeelding van een bloem heeft geen geur en die van een brood verzadigt niet.

26 Hoe bozer een mens is om zijn gesteldheid van verbannen beest in de gevallen wereld, des te meer hij door de andere mensen wordt beschouwd als een abnormaal en gevaarlijk wezen, maar hoe meer hij berust in zijn gesteldheid van door de dood geknechte slaaf, des te meer hij hier beneden wordt beschouwd als een normaal en redelijk wezen. 26' misdadiger kan zich bekeren, als hij wordt bijgestaan door de gave van de geest en van het hart van de mensen in plaats van te worden afgemaakt in zijn brute lichaam.

27 De moed, het vernuft en het werk van de mensen kunnen hen wel wat langer doen overleven in het tuchthuis van de wereld, maar dat alles zou hun de onsterfelijkheid niet weer weten te geven, die uiteindelijk het enige is dat telt. 27' Wat ons boven alles moet interesseren is niet tegen wie dan ook te vechten in deze door de duisternis gevangen gehouden wereld, maar eerder om lang genoeg te overleven om Gods tastbare heil te vinden, dat het enige is dat redt van de dood.

28 De ongelovigen zijn zij die hun broeders in de wereld verpletteren, terwijl ze zoeken naar hun eigen liefde, hun eigen vrijheid, hun eigen rechtvaardigheid, hun eigen profijt en hun eigen zekerheid. 28' De gelovigen zijn zij die in de hemel zoeken naar de liefde, de vrijheid, de rechtvaardigheid en de gave van God, teneinde ze op de aarde te openbaren ter waarborg van allen.

29 De wrede omstandigheden die ons beheersen in deze wereld worden bepaald door onze sterfelijke staat. Het zou volstaan dat wij het onaanraakbare en glorieuze lichaam van de hemelse Heer verwerven om voor altijd van het ongeluk verlost te worden. 29' Wie onderzoekt wat is en niet wat hij gelooft dat is, wordt snel door God verhelderd, als hij het hem nederig en eenvoudig in zijn hart vraagt, want zonder de goddelijke inspiratie wordt de klaarblijkelijkheid zelf van het leven niet waargenomen hier beneden.

30 Ten overstaan van God is het even ijdel om hier beneden te zieltogen in wanhoop als in zelfvoldaanheid, in opstandigheid als in berusting, in voorspoed als in tegenslag, want het einde is de dood voor allen. 30' Alleen wie de vlees geworden Heer zoekt en wie hem vindt, is niet ijdel meer ten overstaan van God, want hij verwerft de goddelijke substantie en hij is niet meer onderhevig aan de ongelukken van de dood die de gevallen mens verpletteren.

31 Dat ze vervloekt worden, de slechte geesten die ons bedriegen, die ons belemmeren en die ons schaden tijdens onze zoektocht! Dat ze de hel in worden gejaagd en dat ze elkaar vernietigen zoals ze ons heden verscheuren! 31' Dat ze vervloekt worden, de filosofen, de intellectuelen en de geleerden die hun eigen systemen prediken die de mensen tot wanhoop en tot de dood leiden! Dat ze tot stof worden vergruisd en verstrooid in de wind, de lafaards en de huichelaars die Gods heiligen tenonder doen gaan en die hun stemmen in de wereld smoren!

32 Lauwheid, vochtigheid en duisternis gaan vooraf. 32' Warmte, droogte en licht voleindigen.

33 Is de zwarte maagd niet de eerste en de meest mysterieuze van alle moeders? Is zij het niet naar wie God vanaf het begin liefdevol heeft gekeken? Is zij het niet die het licht heeft gebaard dat de wereld verheldert? 33' O jullie die een zwarte huid hebben en een rood hart, zullen jullie ook niet de zuiverheid van jullie oog en de witheid van jullie licht op de wereld doen schijnen? Zullen jullie de Heer niet heiligerwijze in jullie midden ontvangen en zullen jullie niet plaats maken voor zijn gezondenen?

34 Er zal heden een zwarte gemeenschap komen, erfgename van de heilige steen van de grondslag, door Gods gezalfde gelegd, want voor de eerste keer worden een Boek en een profeet aan de zwarte volkeren in het bijzonder gegeven, terwijl de goddelijke openbaring hun voorheen was aangeboden zoals men honden een bot toewerpt, teneinde hun beter de halsband van de slavernij om te doen. 34' Zullen jullie de Heer niet danken die er heden voor zorgt het bot te breken om jullie het voedende merg aan te bieden?
Zullen jullie niet huilend van vreugde de heilige gave van de Enige Schittering ontvangen?
Zullen jullie niet godvruchtig het Boek kussen dat jullie boven de geleerden en de intelligenten van deze wereld plaatst?

35 De Heer zendt jullie niet een glorieuze, rijke en machtige man. Hij zendt jullie een onbekende, arme en verachte man. Merk dat goed op, teneinde nooit hoogmoedig te worden om de boodschap die jullie wordt gegeven en teneinde er nooit de levende en verborgen geest van te verliezen.
"Bewaar haar in jullie harten, en weerschijn in God."
35' Vereert het Boek niet Gods profeten en aanbidt het niet Gods zonen?
Verkondigt het Boek niet de kostbaarheid van het vlees en van het bloed van de grote Koning voor allen op aarde opgeofferd?
Maakt het Boek ons niet erfgenamen van de glorie van de Heer in de transcendentie van het onsterfelijke leven verrezen?

36 De Heer heeft ons als laatste alle zwarte volkeren der aarde als erfenis gegeven. O wonderbaarlijke Heer, o kostbare erfenis die ons boven alle verwachting overstelpen! 36' Gelijkerwijs heeft de Heer jullie als laatste de hervonden boodschap en profeet gegeven. Wat zullen jullie zeggen van jullie Heer, en wat zullen jullie zeggen van jullie erfenis die jullie zo prachtig overstelpen?

37 De profeet heeft gezegd: "En het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet ontvangen", maar die duisternis was als een schemering die zich voltooide in de dood van de letter. Heden kunnen we zeggen: "En het licht zal schijnen in de duisternis en de duisternis zal het ontvangen", want deze nieuwe duisternis is als een dageraad die wordt voorbereid in het geheim van de door God gezuiverde en bevruchte harten. 37' Een klein aantal blanken spugen het vergif van de goddeloze wetenschap weer uit, teneinde te overleven, maar een klein aantal zwarten slikken het in en die zijn al dood voor de goddelijke openbaring.
Uiteindelijk zal de idiotie als iets rustgevends en wenselijks schijnen in vergelijking met de redenerende waanzin van de geleerden en van de intelligenten van de wereld, die zieltogen in hun ijdele onwetendheid.

38 Het moet wel gezegd worden, de slechten zijn zij die de wereld door hun werk of door dat van de anderen willen organiseren en redden. Die werpen zich op als mensenredders, terwijl ze blijmoedig de hele mensheid begraven. 38' God bezit waarlijk een wonderbaarlijke humor, want hij verbergt zijn geheim voor de geleerden en voor de intelligenten die ons het Universum uitleggen, en hij openbaart het aan de eenvoudige kinderen Gods die hun vertrouwen meer in zijn licht van leven stellen dan in hun eigen weten.

39 Op een dag zal God tegen de zwijnen zeggen: "Werp geen parels voor de mensen", want die zullen zichzelf beneden de dieren hebben geplaatst. 39' En de aarde zal haar parasieten afschudden, en de hemel zal ze oplossen in het vuur van de goddelijke woede.

40 Laten we om onze vertegenwoordigers loten onder hen die gehoorzaamheid aan God en trouw aan hun broeders in het geloof hebben gezworen, want de keuze van het toeval is minder blind dan die van de mensen. 40' Laten we hetzelfde doen met de hulp en met de voor de zoekers van de Enige bestemde offers, want op die wijze zou een heilige geholpen kunnen worden door God, terwijl hij anders altijd zou worden genegeerd door de mensen.

41 Een eenvoudig iemand die in zijn hart gelooft in de intelligentie, in de macht en in de liefde van God, is meer waard dan alle geleerden die geloven in hun eigen intelligentie, in hun eigen weten en in hun eigen superioriteit in de wereld. 41' Laten we lofzangen van liefde zingen voor de almachtige Heer die in de hemel en in onze harten baadt, opdat ons geloof, zelfs te midden van onze vreugden en van onze smarten, gekeerd blijft tot degene die vertroost van elke ballingschap en die redt van elke dood.

42 Het zijn de armen die de rijken doen leven en het zijn zij die met hun handen voortbrengen, die de kooplieden doen leven. De hardvochtige uitbaters zullen op de dag van de afrekening hun hooghartige zelfverzekerdheid verliezen. 42' Als God ons op de dag van het oordeel zei: "Achterwaarts, jij staat niet ingeschreven in het Boek van leven", zouden wij toch zijn heilige Naam loven onder de verdoemden en wij zouden zijn lof zingen in de waanzin van onze liefde die niet kan vergaan.

43 Als kunstenaar hebben we werkeloosheidsbijstand ontvangen van de hoofdstad. Maar als auteur van het Boek hebben we slechts recht gehad op de verachting en op de stilte van de grote stad en van het hele land.
"De beloning van de profeten zal de wereld met stomheid slaan."
43' Onze werken en onze geschriften hebben noch de geleerden, noch de intelligenten, noch de kooplieden van deze tijd behaagd, want de goddeloosheid van de enen heeft zich gekoppeld aan de huichelachtigheid van de anderen om het oordeel te verwekken dat niets erkent van wat van Gods kinderen komt.

44 Hebben wij gezocht naar de glorie van de wereld?
Hebben wij wie dan ook hier beneden geprobeerd de baas te zijn?
Hebben wij de goederen van de aarde enkel voor ons gebruik vergaard?
44' Wij hebben alleen naar de glorie van de Heer van leven gezocht.
Wij zijn dienaar van God en van de mensen geworden.
Wij hebben de gaven van de hemel verzameld en wij bieden ze onbaatzuchtig allen aan.

45 Onbekwaam met ons werk ons aardse brood te winnen, hoe zouden we met onze enige verdienste ons hemelse brood kunnen winnen, als God ons niet welwillend helpt? 45' De mensen hebben ons uit liefdadigheid wel een beetje voedsel willen geven, en God heeft ons wel de aalmoes van een beetje licht willen geven; daarom achten wij ons bevoorrecht en vervuld in de ene en in de andere wereld.

46 Dat elke zwarte natie Gods geopenbaarde woord heiligerwijs in haar hart bewaart en dat ze zorgvuldig het Boek van de verlossing dat haar wordt gegeven, behoudt, zoals ze een unieke talisman waar het geheim van de verlossing van de slavernij en van de dood op staat geschreven, zou behouden. 46' Naargelang de NAAM van God stijgt of naargelang hij daalt, is het een zegening of een vervloeking; want hij heeft een voorzijde en hij bezit een keerzijde. Zo kan dezelfde NAAM het leven voortbrengen of kan hij de dood doen verschijnen naargelang de wijze waarop hij zich aan ons voorstelt, en ook naargelang de wijze waarop wij ons aan hem voorstellen.

47 De kleinste vertrooster en bevrijder in God is meer waard dan al de grote veroveraars en organisatoren van de wereld. Ziedaar wat we nooit moeten vergeten. 47' Wie God boven de menselijke rede liefheeft, doet de goddelijke intelligentie schijnen die de werelden verlicht en die de gezuiverde harten doet schijnen.

48 Zullen wij niet verstandiger zijn dan degenen die ons uitbuiten en die ons treiteren?
Zullen wij niet het Boek dat zij met verachting ver van zich afwerpen, voor onszelf ontvangen?
48' Gods woord kan ons redden van de slavernij en van de dood waar wij zieltogen, zoals het de huichelaars en de goddelozen die ons belasten met hun goddeloze zelfverzekerdheid en zelfgenoegzaamheid, erin kan jagen.

49 Het is een wonder van God dat wij het Boek op een dergelijk moment hebben kunnen schrijven zonder te sterven van de honger en zonder op straat te worden gegooid; degenen die ons te hulp zijn gekomen zullen zeker hun materiële en geestelijke beloning krijgen in deze wereld en in de andere.
Wat is hun aantal klein! En wat zal het groot worden!
49' Ons op voorhand onderwerpend aan Gods oordeel, aan het oordeel van Gods zonen, aan het oordeel van Gods vrienden en aan het oordeel van Gods profeten, kunnen wij het oordeel van de intelligenten van de wereld niet vrezen, noch dat van de machtigen van de wereld, noch dat van de geleerden van de wereld, noch dat van de huichelaars en van de onwetenden die ons heden begraven.

50 Laten we de taal van het Boek eren en laten we haar behouden ter nagedachtenis aan de gave die door haar tot ons is gekomen. Laten we ook de studenten van het Boek eren en laten we hen helpen ter nagedachtenis aan degene door wie de boodschap tot ons is gekomen. 50' Het is een fout de zoekers van God in de steek te laten en in nood. Maar het is een misdaad hen tot de werken van de wereld te dwingen onder het huichelachtige voorwendsel hen te benutten of hen te redden.

51 Lanza heeft gelijk, wanneer hij aan het begin van het Boek beweert dat er slechts een klein aantal hongerigen zijn die de waarheid zoeken in de wereld. 51' Helaas! We zijn inderdaad slechts een handvol ten overstaan van God en we kennen elkaar niet eens om elkaar te kunnen helpen bij onze zoektocht.

52 Ongeacht zijn waarde, zijn talent en zijn nut, wordt de alleenstaande mens door de mensensamenleving veroordeeld tot de ondergang, want aangezien ze zwak, middelmatig en laf zijn van nature, kunnen zij slechts in kuddes leven waar alles groezelig wordt uitgeruild en waar niets gratis wordt gegeven. 52' Wat gunstig schijnt in de wereld is het niet ten overstaan van God. Zo wordt de alleenstaande mens geliefd en gered door God, hoewel hij wordt veracht en verworpen door de wereld, terwijl de kudden van zelfverzekerden en van handigen tevreden met hun welslagen naar de slachthuizen vertrekken.

52" De getrouwde mens echter is door God dubbel gezegend.

53 De sluwen en de intelligenten van de wereld die hun vertrouwen hebben gesteld in hun arglist en in hun handigheid, zullen op een dag worden verstrooid in de duisternis van de dood en ze zullen ijdel om hulp roepen in de verschrikking en in de troosteloosheid die voor altijd hun lot zijn.
Zij zullen zich niet meer verheugen zoals heden.
53' De vereenzaamden die hun Heer hier beneden zoeken zullen op een dag worden verenigd in Gods schoot en ze zullen elkaar herkennen en ze zullen elkaar feliciteren en ze zullen elkaar huilend van vreugde omhelzen, want alles zal hun dan gratis worden gegeven in de eeuwigheid van de liefde van de Volmaakte en hun vreugde zal oneindig zijn.
Ze zullen niet meer huilen zoals heden.

54 Verkeren we met de wereld, en we zullen het loon van de wereld oogsten dat de dood is. 54' Verkeren we met God, en we zullen het loon van God ontvangen dat het geredde leven is.

55 O Heer, waarom zoveel mensen onverschillig voor jouw genade, die zich installeren in de zieltoging van de wereld? En waarom zo weinig kinderen die jou met liefde en met overmaat zoeken in het eeuwige leven? 55' Omdat, zegt de Heer, ik voor ieder van mijn gekoesterden een menigte slaven om hem te dienen verlang. En zoals ik mijn geredden heb gekozen, omdat zij zichzelf hebben gekozen, zo heb ik de verstotenen veroordeeld, omdat zij ook zichzelf hebben veroordeeld.

56 Zullen degenen aan wie wij alles hebben gegeven ons niet het brood en de wijn aanbieden noodzakelijk voor de aardse uitbeelding van de communie van Gods wijzen en heiligen in de hemel? 56' "Mijn liefde is niet blind en mijn gerechtigheid gaat niet mank, zegt de Heer, en de ene gaat nooit zonder de andere."

57 Wij zijn niet in een rijke familie gekomen, en niemand heeft ons Gods mysteries onderricht. Wij hebben helemaal alleen de wijze en heilige Schriften moeten ontdekken en we hebben ze in armoede en in verlatenheid moeten bestuderen, opdat niemand zich vergeten waant, ongeacht zijn gesteldheid hier beneden. 57' Wij hebben het Boek niet in de vrede en in de veiligheid van een heilig toevluchtsoord geschreven. We hebben het van het begin tot het einde geschreven midden in de gistende beerput van de grote stad, opdat niemand zich in de steek gelaten waant, ongeacht zijn toestand hier beneden.

  Wij eren de koninklijke schittering die de wereld herstelt, haar onsterfelijk makend, zonder ouderdom, onverderfelijk, onbesmet, altijd levend, altijd gedijend, in het bezit van macht naar believen, opdat de doden verrijzen en de onsterfelijkheid komt van het levende wezen dat de wereld naar wens herstelt.

ZOROASTER


  O hoog aan de hemel stralende! Vergun dat ik voor eeuwig tot hoog aan de hemel kom... Alle gezichten verheugen zich bij jouw aanzien... Onvergelijkbaar is jouw glans.

HET EGYPTISCHE DODENBOEK



  Ga naar het vorige boek Ga terug naar het begin van het boek Ga naar het volgende boek