BOEK XXII
|
5 |
Jullie oordelen met jullie slinksheid, wanend de waakzaamheid van de Heer te verrassen, maar jullie slinksheid verblindt jullie en ze leidt jullie naar de grafkuil van de teloorgang, en jullie grinniken stompzinnig wanneer men jullie spreekt van de rechtlijnige eenvoud die het licht van leven verwekt.
Jullie rede is als een dodelijk gif geworden, en jullie intelligentie is als een schorpioen die zich met zijn eigen gif inent. |
5' |
Heden spreken we helder en niemand luistert, maar wanneer allen zullen ondervragen, zullen wij stom blijven als een stronk, en zij die nu versmaden, zullen razend zijn dat ze geen antwoord verkrijgen, want het gevaar dat zich van alle kanten aan hen opdringt, zal daar zijn en de beklemming van de angst zal hen ertoe brengen zich te interesseren voor de dingen die ze in de tijd van hun goddeloze zefverzekerdheid verachtten. |
|
|
28 |
Al wat zich tegen het leven verzet, openbaart het des te helderder, en al wat het ontvangt, neemt er op prachtige wijze aan deel. |
28' |
Beweging, verandering, verscheidenheid, vrijheid, zuiverheid, vreugde, vruchtbaarheid, onbaatzuchtigheid en lof zijn het leven eigen. |
|
|
36 |
Velen zijn onwetend van Gods dingen, maar het toppunt is dat deze onwetenden heden degenen die onderricht zijn in de mysteries van de Enige, beoordelen en veroordelen.
Laten we bidden, opdat de goddelijke zweep hen terugleidt tot de stilte, tot de gehoorzaamheid en tot de nederigheid die passen bij hun gesteldheid van ongeneeslijke doven en blinden. "De beroering van de wereld is zo groot, Heer, en onze stem is zo zwak dat we droevig de maat nemen van de waanzin van onze prediking." |
36' |
Hier beneden veroordeeld tot het verduren van de huichelaars in de wereld, in onze huizen en in onze harten, streven we steeds meer naar de communie van de heiligen waar Gods kinderen ons vriendelijk zullen ontvangen en waar niemand omwille van onze liefde voor de Enige tegen ons zal opstaan, maar daar waar integendeel allen zich spontaan bij onze lofzangen, bij onze zegeningen en bij onze vreugde in de Heer van het middelpunt aan zullen sluiten. |
|
|
47 |
Dat jullie ogen dicht blijven, dat jullie oren gesloten blijven, o superintelligenten, en dat de vreemdelingen jullie brood eten en dat ze jullie wijn drinken terwijl ze met jullie spotten; dat ze jullie van je erfenis ontdoen en dat ze jullie rijkdommen onder elkaar verdelen; dat ze jullie tot slavernij herleiden en dat ze jullie voor niets doen werken op je eigen land, opdat we naar jullie mooie woorden luisteren en opdat we jullie fijne grapjes proeven, over God en over zijn heil, over God en over zijn woede, als jullie het nog durven. |
47' |
Als je weigert, zal dit je einde zijn. Ondermijnd, verkruimeld, verkoold en verstrooid door de wind, zonder terugkeer en zonder vergeving. Zonder naam, zonder aandenken en zonder gebed, voor altijd. Maar als je weer uit de modder opstaat, als je je abcessen leegmaakt, als je je in het water van de genade wast, als je het bruiloftskleed aantrekt en als je je onderwerpt aan je prachtige Heer, zul je als eerste onder de naties weer tot bloei komen, net zoals je als eerste was gevallen; en je licht zal de wereld verhelderen en je vrede zal alle harten bekoren. Men zal je zalig noemen, uit de geest en uit het hart geboren, en je zult zonder geweld over de wijs geworden volkeren regeren. |
|
|
50 |
Het is nutteloos rond te rennen en ons rechts en links te roeren, teneinde te vermijden het raadsel van leven en dood te moeten oplossen, dat ons hier beneden wordt voorgesteld, want het raadsel bestaat voort en het verslindt uiteindelijk hen die het niet hebben kunnen oplossen. |
50' |
Geen letters meer, geen cijfers meer, geen sloten meer, geen deuren meer, geen muren meer, geen gevangenissen meer, geen graven meer en geen doden meer voor wie de eenheid van de Enige vindt, tot rijping brengt en eet. |
|
|
66 |
Zij die denken Gods geboden, evenals de menigte verboden van de mensen, op eigen kracht te kunnen naleven, bezwijken onder de fantastische last en kruipen ellendig in de modder van de zonde, terwijl ze zich hogerstaand voordoen tegenover degenen die hun zwaktes niet verdoezelen. Zo worden huichelarij, hoogmoed en hardheid geboren en worden ze sterker, door teveel zelfvertrouwen en niet genoeg geloof in God. |
66' |
We moeten beginnen met Gods hulp te vragen zonder ons teveel bezig te houden met de staat waarin we zijn, want hij zal zelf orde brengen in zijn huis als we hem naar believen laten doen zonder hem te belemmeren door onze blinde inspanningen. De naleving van zijn wetten zal dan een licht werk voor ons worden in plaats van een ondraaglijke last voor ons te zijn, en we zullen op natuurlijke wijze in zijn heiligheid zwemmen, zonder inspanning en zonder vermoeidheid, zoals degene die in het grote water drijft. |
|
|
76 |
Tenslotte hebben de ongelovigen, die slechts de afgoderij van de beelden en van de eenlingen zien, alles zonder onderscheid afgewezen, maar ze zijn in een nog ergere afgoderij gevallen, namelijk die van de materie, die hen verzegelt in de dood zonder terugkeer. Want de essentie, de substantie en de vuiligheid zijn er onontwarbaar verwikkeld, en als ze ertoe komen om de brute materie te gebruiken, kunnen ze er niettemin niet in slagen haar elementair te scheiden, en als ze ertoe komen haar te scheiden, is het met zo'n geweld en zo'n verstrooiing, dat ze haar niet opnieuw in haar zuiverheid kunnen herenigen, want ze is voor hun met kwaadaardigheid en profane wetenschap gevulde ogen verdwenen. |
76' |
toegepast aan de oppervlakte van de dingen, ofwel draait ze duizelingwekkend in het rond zonder vooruit te komen, en wanneer ze het binnenste van de dingen zoekt, is dat om het te vervluchtigen. Maar in werkelijkheid vernietigt ze niets, en zo zinken ze steeds meer weg in de hel die ze zich hebben geschapen. |
|
|