BOEK XXI
|
6 |
Christus wil ons bevrijden uit de grafkuil van onreinheden waar we in zijn gevallen, terwijl de antichrist ons er voor altijd in wil installeren. Ziedaar de handeling van God en ziedaar die van Satan, er is daar een fundamenteel verschil dat eens en voor altijd de ware gelovigen die hopen op de handeling van de goddelijke natuur, moet afscheiden van de verstokte goddelozen die om zich te redden slechts rekenen op het werk van hun handen. |
6' |
O almachtige en barmhartige Heer, neem de zak weg die ons blind maakt en die ons doof maakt, breek het schandbord dat onze halzen en onze handen omknelt, en maak de banden los die onze voeten boeien, opdat we in jouw levenslicht wandelen, terwijl we jouw goedheid bekend maken en terwijl we onze handen in offergave naar jouw zeer heilige aangezicht opheffen. Lof aan jou die ons bevrijdt van het buitenste door het binnenste, o Levende, want jij maakt alle dood voor altijd belachelijk! |
|
|
36 |
Satan vergeeft niet en hij zit ons onaflatend op de hielen, en de opstandige vrouw blijft het voornaamste instrument waar hij zich van bedient om ons tot wanhoop te brengen en om ons te verdoemen hier beneden! Ongelukkige beul, ongelukkige gefolterde, ongelukkig instrument van foltering!
O Heer, heb medelijden met ons en bevrijd ons van de kwaadaardigheid en van de slagen van de onwrikbare demon. Red ons door de genade van de hemelse Moeder onderworpen aan jouw bevruchtende liefde. |
36' |
Satan leidt ons zonder het te weten terug tot God, met schoppen onder ons achterste, en dáárom moeten we, zelfs verscheurd en in de modder tuimelend, ons met vertrouwen tot de Heer van vergeving keren, die ons zal redden en die ons weer in zijn koninkrijk van vrede zal vestigen door de genade van zijn liefde, die onmetelijk en waanzinnig is. |
|
|
43 |
Wanneer de goddelozen en de slechten van de wereld ons ontmoedigen, laten we dan het Boek van de Enige herlezen, en de zegevierende weg zal in onze harten schijnen.
Dan zal de lach van onze vreugde de blinden, van de zekerheid van hun duisternis vervuld, verbazen en hun aanstoot geven, en zullen de drogbeelden van de dood zelf ons ijdel lijken. |
43' |
Wanneer we een heilig boek bij een edelmoedig hart hebben geplaatst, zullen we de goudkorrel hebben gezaaid die zal kiemen en die de hemel en de aarde vlam zal doen vatten, maar als het hart droog is, moeten we niet ontmoedigd raken, want misschien rust het licht van de Heer in degenen die erbij in de buurt zijn, wachtend op de vrije dauw van de Enige om te bloeien en om aan de wereld van liefde te verschijnen. |
|
|
44 |
Het onvruchtbare hart is jaloers op elke vriendschap, zelfs op Gods liefde, want het omhelst als de inktvis die het leven tot de laatste druppel opzuigt en die het geleegde overschot wegwerpt. Laten we dus vluchten voor de slechten die alleen voor zichzelf liefhebben en nooit voor God, want zíj nemen alles en ze geven niets. |
44' |
Je vader, je moeder, je broers, je zussen, je metgezellin, je kinderen, je vrienden kunnen zich tegen God keren en je belasten met hun slechte gedachten en met hun sarcasme. Het hoort je niet toe over hen te oordelen, maar je kunt zo snel en zo ver voor hen vluchten als je beide benen je kunnen dragen, want de Heer zal je vergezellen en hij zal je familie van ijdelheid op gunstige wijze vervangen. |
|
|
53 |
Laten we de goddelozen wantrouwen die, na hun hele leven God te hebben ontkend, zijn leer te hebben misprezen en op de zijnen te hebben gespuugd, op hun oude dag bang worden en pogen een verzekering af te sluiten door godsdienstige werken te begiftigen of door kapellen te bouwen en te verfraaien, want het zijn nog steeds hun namen die ze hoogmoedig aan God en aan de mensen pogen op te dringen, en niet hun harten die ze de helderziende Heer berouwvol aanbieden. |
53' |
Als we niet de intelligentie hebben om 't anders te doen, laten we dan onze dwaasheden voltooien in de wereld, maar laten we tenminste God af en toe in onze harten danken voor het leven dat hij ons hier beneden in zijn geduld en in zijn edelmoedigheid toestaat, en wanneer we iets moois, iets groots en iets edels zien in de wereld, laten we dan onze armzalige gedachten opgeven en de Heer loven voor die kleine weerspiegeling van het bewonderenswaardige en geheime werk dat zich voor onze blindemansogen voltooit. |
|
|
58 |
De harde werkers en de redzamen slagen soms in de wereld, maar weinig mensen lijken op te merken dat het is om uit te komen op hetzelfde punt van onwetendheid en van armoede als de luilakken en als de onbekwamen ten overstaan van de dood en het toekomstige leven, want de goddeloosheid verblindt hen allen evenzeer en ze nagelt hen aan de schors van de dingen. |
58' |
Waar zullen we, zelfs gebroken en wanhopig, heengaan, tenzij het is tot onze Heer van mededogen? Want welke is degene die ons zal aanvaarden in deze beklagenswaardige toestand, tenzij het de Edelmoedige en de Barmhartige is die troost, die vervult en die van de dood geneest? "Als we onszelf oprecht wegcijferen, zal God ons in het licht zetten, maar als we ons aanmatigen te schitteren, zal hij ons in de duisternis van vergetelheid onderdompelen." |
|
|
64 |
We hebben niet gekozen om het Boek te schrijven noch om Gods waarheid te prediken; het is de Heer die ons heeft gekozen en die zich zonder te waarschuwen op ons heeft gestort zoals de arend zijn prooi oppakt en haar in de hemel opheft. Als de Heer heden losliet, zouden we zwaar op de aarde terugvallen en zou er nog slechts een zak door elkaar liggende, stomme en stompzinnige botten zijn. Werkelijk, wij zijn allen in Gods hand; enkelen geloven het, maar zeer weinigen hier beneden ervaren het. |
64' |
Zelfs vandaag, als hij het wil, kan God zijn oordeel over ons herzien en ons vernederen tot het stof door ons belachelijk te maken ten overstaan van allen, gelovigen en goddelozen, geleerden en onwetenden, intelligenten en bruten; maar we zouden tot zijn heilige aangezicht gekeerd blijven, en zelfs overdekt met modder, zouden we zijn heilige NAAM loven zonder aan zijn wijsheid en aan zijn barmhartigheid te twijfelen, want de liefde die hij ons heeft ingeplant, is niet van die aard dat men zich er gemakkelijk van afmaakt. |
|
|
65 |
Hoe zouden we uit onszelf hebben overwogen om een Boek te schrijven dat ons volgens de wereld de twaalf beste jaren van onze jeugd heeft gekost, dat duizend zorgen heeft vereist en terugtrekking uit de leefomgeving, dat het oordeel en de opstandigheid van de onzen heeft uitgelokt, dat ons armoede heeft gekost die niemand wil aanvaarden, dat de wereld onverschillig laat, dat onze naasten verveelt, dat de godsdienstigen krenkt, dat ons doet doorgaan voor onevenwichtig, en dat tot op heden slechts stilte en verlatenheid verwekt?
Hoe zouden we uit onszelf overwogen hebben om ons leven te verliezen in deze wereld, teneinde het te winnen in God? |
65' |
O Heer van barmhartigheid en van vrede, sta toe dat we ons heden verbergen en dat we achter jou verdwijnen; sta toe dat we jouw werk in het geheim en in de rust afmaken voordat de imbecielen die jouw geïnspireerde kinderen laten sterven van ellende, ons komen feliciteren en ons de hand komen schudden; voordat ze zich gierig storten op wat ze altijd hebben geweigerd te kopen voor een stuk brood; voordat ze zich meester maken van onze schaduw en haar vertonen in hun circusvoorstellingen; voordat ze ons leven stompzinnig en woest aan stukken rijten zoals ze doen met de beesten om er de ziel in te betrappen. |
|
|