BOEK XX
|
35 |
Niet één gedachte, niet één blik, niet één woord, niet één gebaar voor het kwade; zo zal het noch in ons noch om ons heen gestalte en leven krijgen en als het verschijnt als gevolg van de aloude fout, zullen we het goede denken, zullen we het goede zien, zullen we het goede noemen en zullen we het goede voltooien, opdat het levenslicht ons overspoelt en als het enige in ons en om ons heen voortbestaat. |
35' |
Laten we de goede woorden om onze nek binden en ermee leven tot ze in ons zijn binnengegaan. Laten we eerst op de Voorzienigheid van de Heer rekenen, laten we vervolgens heiligerwijs werken, teneinde gestalte te geven aan zijn omvormende zegen. "Wie zal het uit de hemel en uit de aarde voortgekomen Woord eten, teneinde het leven te hebben dat niet vergaat?" |
|
|