Accueil Louis Cattiaux The Message Rediscovered Concordance du Message Retrouvé Videos Links

Ga naar het vorige boek Ga naar het volgende boek Afdrukbare pagina in A4-formaat

BOEK XVII

  Maar een damp steeg op van de aarde en besproeide heel het oppervlak van de grond.

MOZES


  Aan hem de kostbare gave van de hemel, de dauw.

MOZES



ÈVE NUE RIT DE VREUGDE

1 Hoe wreed bespotten de ongelovigen de huichelaars en hoe fel veroordelen de huichelaars de ongelovigen! Want daar noch de enen noch de anderen kinderen van God zijn, is hun lot elkaar onderling te vernietigen. 1' De ware gelovigen stellen zich niet ten toon, ze oordelen niet en ze raken niet verstoord; want daar hun geest steeds op God is gevestigd, hebben ze geen tijd vrij om zich veel met de wereld en met haar zaken bezig te houden.

2 De predikers roemen heden in de heilige plaats de geleerden en hun vergiffen om de onwetendheid van de wereld te vleien en om niet achterlijk te schijnen; want het geloof, de liefde en de wetenschap van God lijken hun te kinderachtig en te ouderwets en ze schamen zich voor de eenvoud van onze eerste vaders. 2' Satan heeft zo'n voorsprong genomen, dat Gods heiligdommen hem heden zonder het te weten dienen als banken en als propagandakantoren.
"O mededogende Heer, wie zal ons van de hel redden als jij ons niet vlug te hulp komt?"

3 Wie inspireert deze predikanten die ons de eeuw, de fabriek, de machine, het vergif, de politiek, de vaderlandsliefde, het maatschappelijke, de intelligentie, het werk en de ijdelheid van de mensen roemen boven de kennis en de liefde van God?
Wie inspireert deze lofredenaars van de menselijke hoogmoed en blindheid?
3' O priesters, o monniken, o leken die in jullie harten nog in God geloven, verwerp de zuurdesem van Satans hoogmoedige wetenschap. Begrijp dat het tevergeefs is om hier beneden het bederf van de doodzonde te willen organiseren. Gedenk het woord van de meester die zei: "De werken van de wereld zijn slecht" en vrees niet meer dan hij de haat van de wereld, door ten overstaan van allen deze getuigenis af te leggen.

4 De intelligenten ergeren zich, want ze kunnen het Boek niet binnenstebuiten keren zoals men met de vinger van een handschoen doet, en hun intelligentie wordt vernederd.
Zal Satan hen niet een armzalige uitleg inblazen en zal hij hun nietigheid niet met een of ander smerig vod versluieren?
4' De slechten zullen ons met afval bedekken zoals wij hen met vergeving hebben bedekt, maar de Heer zal ons voor altijd van de stank van de dood en van het gezelschap van de slechteriken verlossen.

5 En zullen de slechten en de huichelaars hen daarna niet als natuurlijke bondgenoten te hulp komen? 5' Zij zullen voor immer en altijd bij de schandelijke en verrottende metgezellin blijven, en haar verslindende vuur zal hen zonder respijt verteren.

5" Wanneer het maagdelijke water ons opnieuw baadt, zullen we ons weer in onze graven oprichten, van de vuiligheid van de dood schoongewassen, en zullen we de Heer God loven met een enkele stem en met een enkel hart.

6 Laten we God heiligerwijs bidden en hij zal ons op een of andere wijze de waarheid van het Boek en de authenticiteit van zijn inspiratie doen kennen, als we nog twijfels hebben. 6' Wie omgaat met afval gaat uiteindelijk vies ruiken, en wie verkeert met de heilige Schriften gaat uiteindelijk Gods geur zweten.

7 Velen geloofden goed te doen door de dood van Jezus te zoeken, maar niemand heeft hem gevolgd in de verrijzenis, het enige dat de passie van de mooie Heer rechtvaardigt en dat onze toekomstige verlossing bevestigt. 7' Laten we niet wensen martelaren te worden, opdat onze opvolgers niet in de bekoring komen om beulen te zijn.
"Slechtheid is de afwezigheid van God; heiligheid is zijn verzekerde aanwezigheid."

8 De grote wijzen en de grote heiligen zijn hun eigen gietvorm en ze geven niet om die van de anderen, want ze verstaan God rechtstreeks. Maar voor de zwakkeren is het goed en zelfs uitstekend om de door de sterkeren uitgezette wegen te volgen. 8' Ontdek jezelf voorzichtig, Heer, opdat we niet door jouw glorie worden verpulverd, maar opdat we steeds meer ten overstaan van jouw schittering leven, opdat jouw heiligen je licht bewonen en opdat jouw wijzen je zeer geheime middelpunt bereiken.

9 We hebben niets uit te leggen, niets aan te tonen en vooral niemand te overtuigen; want de liefde en de vrede van de Enige volstaan voor onze tevredenheid. 9' Alles is gezegd, alles wordt opnieuw gezegd en alles zal worden herhaald tot de uitverkorenen van de Heer in het lichtende geheim van het levenswoord zijn binnengegaan.

10 Het bewijs van de goddelijke oorsprong van de schepping is haar opstandigheid ten overstaan van de dood en haar aangeboren gewendheid aan het leven dat niet vergaat. 10' Het kwaad is wat ons vernietigt en wat de anderen vernietigt. Het goede is wat ons bezielt en wat de ander in Gods vrijheid behoudt.

11 Laten we God waanzinnig bidden teneinde het middel van onze onmiddellijke verlossing te leren kennen of op zijn minst baat te hebben bij die verlossing op de dag van het grote heerschappelijke oordeel. 11' Wie voldoende van de wereld onthecht is, kan onverstoord en zonder schade alles zien en alles verstaan, maar wie niet volmaakt ontbloot is, kan zelfs van Gods waarheid sterven.

12 Een rijkaard kan arm en nederig worden en een misdadiger kan zich tot de liefde bekeren, maar hoe zal een sluwe ooit eenvoudig kunnen worden? En hoe zal een zwijn zuiver kunnen worden? 12' De te eenvoudigen zien het goudkleurige voor het goud aan en de te intelligenten wijzen het goud af vanwege het goudkleurige, maar allen eten zonder het te weten de vuiligheid van de zonde.

13 Die stapelen de zeldzame boeken op en streven de verborgen vormen van kennis na, maar ze verloochenen God en de heilige Schriften, terwijl zij alleen hun de intelligentie van de gesluierde teksten en de sleutel van de begraven schatten zouden kunnen geven. 13' Ze geloven hoogmoedig het geheim van de schepping te roven zonder het aan de schepper te vragen, en hun spitsvondige intelligentie en hun grote kennis zijn geworden als de grootste stomheid die er is, want al hun werken zijn dood en verwekken de dood.

14 Te vaak nemen we voor onszelf wat niet voor ons bestemd is en te dikwijls ook doen we de anderen toekomen wat hun niet verschuldigd is, want teveel beschouwen we de buitenkant van de wereld en veronachtzamen we de binnenkant van de mens. 14' Laten we op de beschuldigingen, de beledigingen en de vervolgingen van de wereld antwoorden door steeds meer de Heer van leven te naderen, die ons uitzuivert in de vuuroven van de heilige eenzaamheid en liefde.

15 De godsdienstigen en de goddelozen negeren ons, de geleerden en de onwetenden verachten ons, de intelligenten en de stommeriken bespotten ons, de harde werkers en de losbandigen wijzen ons af.
Als een vriend ons erkent, is dat nog overbodig, want onze vertroosting is alleen in God.
15' Men kan een huichelaar, een goddeloze, een slechte of een afgedwaalde niet bekeren door zijn kwaad zichtbaar te maken en door het hem heftig te verwijten, maar men kan hem verbeteren door het goede dat in hem is gebleven te kweken, door hem aan te moedigen en door hem lief te hebben zoals hij is, hoe verminkt hij ook is.

15" Moet men niet een grote hoeveelheid aarde wassen om een kleine smaragd te ontdekken?

16 De geneugten van de wereld verdwijnen gaandeweg voor wie ouder wordt, want het afgetakelde lichaam kan ze niet meer verdragen; maar de zoetheid van de liefde van de Enige neemt voor de gelovige toe, want de ziel maakt zich vrij van de banden van het brute lichaam en communiceert steeds meer met zijn Heer. Zo is de ouderdom voor sommigen een droevig verval en voor anderen is het een zoete verlichting. 16' De wijsheid en de heiligheid in God hangen niet af van de wereldse meningen noch van de algemene of bijzondere obediëntie, van de figuratieve riten, van de maatschappelijke omstandigheden, van de vaderlandsliefde, van het aantal vrouwen of kinderen, noch van de hoeveelheid goederen, maar eerder van de kennis van de eerste oorzaak en van het laatste gevolg.

17 Wie Gods waarheid nadert betwist met niemand meer iets, want hij heeft het te druk met zich het verwaarloosde woord in herinnering te brengen. 17' Als we niet sterk genoeg zijn om het slechte gezelschap te bekeren, laten we het dan ontvluchten voordat het ons helemaal heeft verpest en bedorven.

18 Zich bekeren is zich omkeren in het grote water en het licht van de hemel van aangezicht tot aangezicht aanschouwen. 18' Het relaas van een blinde zal de andere blinden altijd zinniger lijken dan de beschrijving van een helderziende.

19 Zouden de profeten ons hebben bedrogen door de verrijzenis aan te kondigen, en zou Christus zelf ons hebben misleid door als eerste te verrijzen?
Hoe kunnen de gelovigen zich dan bedroeven om de dood van de hunnen?
19' Laten we het juweel verdedigen, maar laten we de vuiligheid die het bedekt niet verdedigen; laten we ze eerder onversaagd verwerpen, er evenwel goed voor hoedend het juweel niet tegelijkertijd te verwerpen.

20 Zouden ze zich niet eerder moeten verheugen in de hoop van het nieuwe leven en van hun komende hereniging in God, als hun geloof niet ijdel is en als hun liefde niet dood is? 20' We zullen onze hoop met geloof noemen tegen alle schijn van het tegengestelde en tegen elke zich verzettende rede, zo de twijfel en de angst die de ziel doden uit de weg ruimend.

21 Alleen de onwetenden beklagen zich en stellen eisen hier beneden, want de heiligen zegenen in de armoede en de wijzen rusten zelfs te midden van de chaos van het ongerijmde. 21' Laten we dagelijks de geloofshandelingen beoefenen door het verlangde ding heiligerwijs te benoemen tot het zich voor onze ogen verwezenlijkt.

22 Een kleine weldadigheid is meer waard dan een grote kennis.
Een kleine liefde is meer waard dan een grote rijkdom.
Een kleine vrede is meer waard dan een grote macht. Maar wat zijn de genade, de liefde en de kennis van de Volmaakte dan waard?
22' Wanneer we onze vijanden goedhartig zegenen, zullen we dicht bij de Heer zijn die de bron van de opwellende liefde is. Laten we ons in afwachting inspannen om onze vrienden te zegenen en lief te hebben zoals het gelovigen van God betaamt.

23 Wanneer het kwade woord en de kwade slag zijn vertrokken, wie zal ze dan tegen kunnen houden en wie zal ze vervolgens uit kunnen wissen? 23' De heilige Naam van de Heer is een almachtige magie in de mond van degene die waarachtig gelooft en liefheeft.

24 Wanneer we walgen van de ijdelheden van de wereld, zullen we weer tot het Boek komen, dat ons de smaak van het geloof en van de vrede terug zal geven, zo noodzakelijk voor de openbaring van de goddelijke liefde. 24' Iedere verbeelding schijnt ongerijmd tot ze in de wereld wordt verwezenlijkt, dan verbaast eenieder zich, daarna went iedereen aan het wonder en uiteindelijk schenkt niemand er meer aandacht aan.

25 Soberheid, eenvoud en weldadigheid zijn de drie grote geneeskundigen van het lichaam, van de geest en van de ziel, maar de goddelijke liefde is het enige geneesmiddel voor de ziekte van onze verbannen levens. 25' houden met de tegengestelde verschijningsvormen, maar ook om ze op wonderbaarlijke manier te wijzigen.

26 We zullen met een ongerijmd geloof handelen in het waken tot we op dezelfde wijze handelen in de droom, dan zal de eenheid in ons zijn verwezenlijkt. 26' Hoe zou wie vals is ten overstaan van de mensen waarachtig kunnen zijn ten overstaan van God? En hoe zou wie zich aan de hartstochten van de wereld heeft uitgeleverd zijn Heer nog kunnen verstaan?

27 Wat doen de mensen hun lichaam geweld aan! Wat kwellen ze hun geest en wat treiteren ze hun ziel!
"Laten we God danken voor het goede schepsel en laten we hem loven voor de uitstekende vrucht."
27' Door de luchtspiegelingen van de wereld achter te laten en door zich te wijden aan de zoektocht naar de goddelijke eenheid vermijdt de wijze heel wat ingewikkeldheden, heel wat overmatigheden en heel wat nutteloze pijn.

28 Ze hebben listig en misdadig de heilige woorden vervangen door hun profane woorden, en de middelmatigen volgen heden blindelings hun motto's zonder de leer van de goddelijke meester op wie ze zich schaamteloos beroepen, zelfs maar te kennen. 28' De zieledragers hebben de oogst van leven in de steek gelaten voor de oogst van dood.
Bedriegers en bedrogenen zullen worden verworpen, en er zal stomme verbazing, gehuil en wanhoop zijn, afgrijselijk als het slijk van de modderpoel waar ze met de slechten naar zullen worden verbannen.

29 Hoe te geloven wanneer de onrechtvaardigheid en de dood ons ondermijnen?
- Hoe te zegenen wanneer de ellende en de wanhoop ons verpletteren?
- Hoe deugdzaam te zijn wanneer het ons aan alles ontbreekt en hoe onthecht te zijn wanneer de wereld ons onderdrukt?
29' Heiligheid is waarlijk een proeve van uithoudingsvermogen en van kracht die maar weinig mensen kunnen ondergaan zonder te bezwijken.
"Zus schijnen of zo schijnen, zich hier bevinden of zich elders bevinden, wat doet het er toe voor wie zich is vergeten in God?"

30 Het is beter om met duizend ongelovigen te maken te hebben dan met een enkele blinde en onwetende sektariër. 30' Is het niet de ergste onwetendheid om zich hier beneden serieus te nemen en te geloven in zijn eigen intelligentie?

31 Velen matigen zich aan het uitsluitende alleenrecht op God te hebben en bijgevolg excommuniceert eenieder de buurman in naam van de genade, van de liefde en van de kennis die hij duidelijk niet bezit. 31' Laten we ons noch brandmerken, noch tellen, noch leiden, noch uitbuiten als vee. Laten we de onderdrukkers antwoorden met de soberheid, met de eenvoud en met de weldadigheid van onze levens en laten we hun de vrijheid van de gelovigen in de schoot van de Enige voorstellen.

32 begoochelen.
Laten we eerder in Gods waarheid blijven die voor alles volstaat.
32' zwijgen, teneinde niet saai of leugenachtig te worden gevonden.

33 De slechten die zeggen dat ze godsdienstig zijn, hebben alleen hun natuurlijke goddeloosheid tegen de maatschappelijke huichelarij ingeruild, en hun slechtheid heeft zich binnenin henzelf vermenigvuldigd, hen onherstelbaar vergiftigend. 33' De aanmatiging van sommige valse gelovigen wordt slechts geëvenaard door hun betreurenswaardige blindheid. Hoe wreed zal hun ontgoocheling zijn wanneer de waarheid van de Allerhoogste verschijnt!
Hoezeer zullen ze spijt hebben van hun ijdele oordelen en hoezeer zullen ze huilen om hun afwezige liefde!

34 Zij die zich uiterlijk aan de wet houden doen daar goed aan. Zij die in hun hart de liefde van de Volmaakte beleven doen nog beter. 34' Wie zou zich als een hond ten overstaan van allen bloot durven geven? En wie zou zich met de Welbeminde in het openbaar over de liefde kunnen onderhouden?

35 Zij die een nederlaag of een angst ervaren, houden er grote wrok aan over en nemen grote wraak en zij die zich aan de hartstochten van de wereld uitleveren, zijn verloren voor God. 35' Wie dreigt verdwijnt plotseling alvorens te hebben kunnen toeslaan, en wie belooft trekt zich steels terug alvorens iets te hebben gegeven.
"Alleen de beloften van de Heer worden zeker vervuld."

36 Wat wanen ze zich veilig, de middelmatigen die slechts voor zichzelf leven!
- Wat wanen ze zich vaardig, zij die hun broeders frustreren!
- Wat wanen ze zich intelligent, zij die de ongelukkigen de baas zijn!
- Wat wanen ze zich sterk, zij die de zwakken verpletteren!
O gelovigen, beschouw het einde van hen die "IK" zeggen en nooit "GOD".
36' O wat zijn ze goed geslaagd, de machtigen en de sluwen!
- O wat zijn ze trots, de intelligenten en de welgestelden!
- O wat zijn ze zelfverzekerd, de kuddes middelmatigen en huichelaars!
De aarde is al halfopen om hen te ontvangen en ze begrijpen het niet, want de zelfvoldaanheid verblindt hen, en allen gaan naar de grafkuil waar men niet van terugkomt.

37 Hoe zullen ze zich beredderen in de modderpoel van de dood?
- Hoe zullen ze de gerechtigheid vervalsen in de eeuwige duisternis?
- Hoe zullen ze zich het goede deel toeëigenen in de grafkuil van onreinheden?
- Hoe zullen ze listig en leugenachtig zijn onder de ontketende demonen?
- Hoe zullen ze woest en medogenloos zijn te midden van de wilde beesten?
- Hoe zullen ze in vrede verteren in de slachthuizen van de hel?
37' O gelovigen van God, verander jullie levenswijze zolang er nog tijd is en zoek hardnekkig naar de sleutels die de deuren van het verblijf van het leven, van de vreugde, van de liefde en van de vrede openen.
Geef jullie hinderlijke bagage over aan de hebzuchtigen en vraag aan de Heer van liefde en van kennis, als afgedwaalde en berouwvolle kinderen, de weg evenals het proviand, want het is het ongehoorde, het ongelofelijke, het enorme dat we moeten vragen aan God die almachtig is om ons te verzadigen.

38 Wij buigen het leven niet naar onze wetten; het is het leven dat zich schikt naar onze wetten en dat desondanks volhardt. 38' Gelukkig hij die zijn onbekwaamheid en zijn nietigheid hier beneden erkent, want hij vreest niet God dagelijks om zijn leven te bedelen!

39 O Heer, vergeef de onwetendenen, de afgedwaalden en alle berouwvolle zondaars, maar tref de huichelaars die in het openbaar vroomheid en deugd voorwenden en die vervuld zijn van haat, van veinzerij en van hoogmoed. 39' Het is geen kwestie van genadig en beminnelijk te zijn met de slechten en met de huichelaars. Het is eerder een kwestie van hen te ontvluchten wanneer men hen ontmoet en hen vervolgens met alle middelen te vermijden.

40 Zij die hier beneden enkel op hun kennis, op hun intelligentie, op hun moed of op hun vaardigheid rekenen, veroordelen zich zonder het te weten tot levenslange dwangarbeid, en al hun moeite blijft ijdel en onvruchtbaar ten overstaan van God.
"Onze vaders die de Heilige Geest hebben ontvangen waren niet gek, en wat ze onderwijzen is de waarheid."
40' Laten we wel opmerken hoe de onwetenden en de goddelozen stelselmatig alles afwijzen wat hen zou kunnen helpen, verzorgen, vertroosten en redden, want hun onwetendheid en hun afwijzing van God vormen een hindernis voor de hulp van de heilige mensen en voor die van de Voorzienigheid van de Heer.

41 Bewijs ons dit, toon ons dat, zeggen de ongelovigen met de ijdele aanmatiging van luilakken die alles willen kennen zonder naar iets te zoeken. 41' Wat zijn de ijdelen lichtgeraakt, wat ergeren ze zich eraan de klaarblijkelijkheid niet te begrijpen, wat straffen ze zich ervoor waanwijs en onwetend te zijn!

42 Zelfs een wonder zou hen niet tevreden kunnen stellen, terwijl het schouwspel van de graankorrel die ontkiemt, de geest van de gelovige verlicht. 42' Hoe zou men hen die zich vrijwillig opsluiten in de geestelijke grofheid en in de zelfverering, kunnen verlossen?

43 Het is niet het gewaad dat de wijze maakt, noch de baard die de profeet maakt, maar alleen de inspiratie van de Heer die zijn levenden in het geheim bezoekt zoals hij wil en wanneer het hem behaagt. 43' Wie niet probeert om door te gaan voor wat hij niet is en die zelfs aanvaardt om door te gaan voor iets anders dan hij is, bezit reeds een grote vrede.

44 Zal een handvol ongelovige of huichelachtige schriftgeleerden Gods talent voor altijd kunnen begraven? Zullen de gelovigen niet op een dag de getuigenis van hun ogen, van hun oren en van hun harten openbaar maken? 44' We zullen de huichelaars en de goddelozen herkennen aan het feit dat de enen en de anderen sprakeloos blijven wanneer men hen uitnodigt spontaan van de Heer van leven te spreken. "Altijd bedroevend en altijd onheilspellend als doden."

45 Het geld van de slechten brandt als de hel, want hun slechtheid is eraan vastgehecht zoals de kwade geur is vastgehecht aan het afval. 45' Maar het veld vormt de mest om in oogst, en Gods genade transfigureert de zonde in levenslicht.

46 Allen hebben een ambacht, een ambt of een pensioen dat hen doet leven en gedijen. Alleen hij die zich aan de zoektocht en aan de lof van de Allerhoogste heeft gewijd, ontvangt hier beneden geen enkel loon. Maar is zijn beloning niet reeds in de hemel zichtbaar en is zij niet op de aarde van de heiligen opgetekend? 46' Wie zonder te verzwakken armoede en verlatenheid heeft verdragen voor de glorie van zijn Heer, zal op een dag worden overladen met de rijkdommen van het Universum en hem zal worden opgedragen het manna van leven aan de liefdadige en trouwe gelovigen uit te delen.

47 Veel rijken zeggen: "Wij geven niets om geld", en hun leven is gevuld met laagheden en met roof om het te verwerven. 47' Hoe zou degene die de goddelijke vrijheid en liefde bezit, zijn Heer nog kunnen vergeten, om de wind en de dood in de wereld na te jagen?

48 Anderen beroemen zich op hun goede werken en laten, onder het mom van weldadigheid, de armzaligen werken voor de helft van het loon dat hun verschuldigd is. Wat groeten ze elkaar ernstig op de voorhoven van Gods tempels, en wat vieren ze vrolijk feest op schandelijke plekken! 48' O wat vinden de welgestelden de huidige wereld aangenaam, rechtvaardig en welgeordend, wat zijn ze voldaan met hun bijgeloven, met hun ijdelheden, met hun huichelarijen en wat voelen ze zich goed geïnstalleerd in hun rottende beerput!

49 O wat zijn zij die bij de rijken om hun levensbehoeften bedelen nederig ten overstaan van het geld, wat is hun rug soepel en wat zijn hun handen zegenend ten overstaan van de zegevierende hydra! 49' Als het loon van de huichelaars en van de slechten de hel is, wat zal dan de straf zijn van degenen die hen aanmoedigen en die hen zegenen in de naam van de Heer van liefde en van gerechtigheid?

50 Wat zijn ze inschikkelijk met de misdaden van de winnaars, wat zijn ze berustend ten overstaan van het onrecht dat de ongelukkigen verplettert, en wat zijn ze geduldig met de wanhoop van de in de steek gelatenen! 50' Geen enkele gelovige kan er aan denken zonder dat de haren van schrik overeind gaan staan. "De zuivere mens is de enige die de ruggegraat niet buigt ten overstaan van het geld, en dat is het zeldzame en kostbare teken onder alle tekens."

51 De wijzen geleiden de naties niet meer, omdat ze te onwetend lijken in deze wereld.
En de heiligen inspireren de kerken niet meer, omdat ze niet "weldenkend" genoeg schijnen.
51' Als de begaafden hier beneden de plaatsen innamen die hen toekomen, wat zou er dan worden van de menigte middelmatigen en mislukkelingen die zich in hun ijdele ondernemingen roeren?

52 Sommigen spelen voor wijzen en geven slechts antwoord door ernstig met het hoofd te knikken of door op subtiele wijze uit te wijken, maar dat is meestal om hun onwetendheid, hun onmacht en hun platheid van ongeneeslijke middelmatigen te verbergen. 52' Anderen roemen het beestachtige leven dat ze heden genieten, en spotten met het geestelijke leven dat ze niet kennen.
In plaats van nederig te zeggen: "Wij zien niets" bevestigen ze hoogmoedig: "Er is niets."

53 Ieder doet weer zijn ervarinkje van blinde op en ieder stelt zijn systeempje van zieltogende voor, zonder de onmetelijkheid van Gods schepping te ontwaren en zonder de aanwezigheid van de eenmakende doctrine van de meesters te vermoeden. 53' Laten we ons niet het hoofd breken over het Boek, laten we er eerder ons hart over breken, opdat onze kostbare ziel ontkiemt en vrucht draagt ten overstaan van God, in het geheim van het begin en van het einde van elk ding.

54 Het is een zekerheid voor allen te weigeren de dood in zichzelf en in de anderen in te voeren en te onderhouden, wat de beweegreden opgegeven door de handelaren in de dood ook is. 54' Geen geloof, geen hulp, geen geneesmiddel, geen spijs, geen zekerheid moeten aan wie dan ook met geweld worden opgelegd, onder het valse voorwendsel hem te redden.

55 Er bestaat geen toeval voor de gelovigen, het toeval bestaat voor hen die vrijwillig afgedwaald blijven in de duistere en stinkende modderpoel van de dood. 55' De slechten zijn de instrumenten van de vernietiging van de goddelozen, zoals de heiligen de instrumenten van de verlossing van de gelovigen zijn.

56 De wereld vergunt haar stemmen slechts aan de vernielers en aan de professionele vergiftigers, aan de misdadigers en aan de beroepsbruten, aan de onderdrukkers en aan de gepatenteerde dieven; en de namen van de heiligen en van de rechtvaardigen worden overal door die van de slechten vervangen. 56' Zij die zaaien bereiden de verrijzenis voor, en zij die bidden doen Gods zegen neerdalen. Zo schijnen de nuttigsten en de achtenswaardigsten onder de mensen het meest nutteloos en het meest verachtelijk in de blinde en dove wereld.

57 De hoeveelheid gelovigen doet er weinig toe ten overstaan van God, het is alleen hun hoedanigheid die telt. Zo zullen zij die niet schijnen in de nacht zich niet weer bij het licht van de eerste schittering voegen. 57' Wat zijn Gods heiligen vrolijk en levengevend, en wat zijn de slechten onheilspellend en dodelijk! "Wie zijn intelligentie heeft vervangen door de liefde voor God en voor de mensen is een meester."

58 De volmaakte vrijheid zou zijn geen behoeften te hebben en geen verlangens. "Hetgene waar de huichelaars aanstoot aan nemen verbaast Gods heilige zelfs niet; wat de wijze betreft, het volstaat hem wat hij bezit aandachtig te beschouwen om zich vervuld te vinden." 58' De Heilige Geest zal zich eerst met het lichaam verenigen om het weer te bezielen; vervolgens zal de goddelijke ziel die twee in de schittering verenigen om ze in de schoot van de prachtige Heer te verheerlijken.

59 De kwade zou niet als gelijke tegenover God kunnen worden gezet, want hij is nog een deel van het geheel dat zonder het te weten aan de hiërarchische zuivering van de verstrooide schepping werkt. 59' Overvloed en vrede dalen neer op Gods heiligen, zoals troosteloosheid en ongeluk inslaan op de slechten.
Zo worden allen hier beneden verschillend onderwezen, maar schijn bedriegt.

60 De heilige Schriften zijn niet imbeciel, en de kerken zijn niet idioot, want wat ze onderwijzen is verkieslijk voor de mens en wat zij verbieden is gevaarlijk voor hem. De ervaring bewijst het wel, want hier volstaat intelligentie niet om zich te beschermen tegen de gevolgen van de oerzonde. Gehoorzaamheid aan Gods wetten, dát is de intelligentie die verheldert en die redt! 60' neemt. Want veel van de eersten lijden schipbreuk en meerderen van de laatsten worden door de beesten van de zee verslonden, alvorens het doel te kunnen bereiken.

61 Soberheid, eenvoud en aandachtige studie van de heilige Schriften zijn de waarborg van Gods wijze onderzoeker.
"Wat maken warme klimaten en vredige plekken de zoektocht naar de Heer van waarheid gemakkelijk!"
61' Wat hen die op de vreemde aarde blijven betreft, zij vernietigen elkaar onderling en zijn van het essentiële leven gescheiden zolang hun vrijwillige ballingschap duurt.
"De slechten zijn soms zonder dat iemand het vermoedt Gods werktuigen."

62 Het zijn onze slechte gedachten, onze slechte woorden en onze slechte daden die de demonen van het ongeluk, van de wanhoop en van de dood toegang tot ons geven en bovenal, de onvoorzichtige nieuwsgierigheid van onze eerste ouders. 62' Het zijn onze goede gedachten, onze goede woorden en onze goede daden die ons van het vunzige mengsel en van de rottende dood redden. Maar bovenal is het Gods liefde die ons verlicht en die ons van het aloude vergif zuivert.

63 Als Satan éénmaal Gods liefde boven zijn eigen intelligentie en zijn eigenwaarde plaatste, zou hij worden gered en weer in de levende eenheid van de Enige opgenomen. 63' Het gaat ons er niet om de wereld te overtuigen, het gaat er eerder om de mensen van goede wil te helpen, zoals onze mooie Heer heeft gedaan door de weg uit de gemengde hel te wijzen.

64 Wat zijn de slechten vaardig in het verscheuren en in het vernielen, en wat zijn ze arm aan het aanmoedigen en aan het te hulp komen! 64' Liever rauwe wortels, grof brood en helder water met de vrede van de Heer dan alle rijkdommen van de aarde met de giftige razernij van de slechten!

65 Zij die de vernietigende werken van Satan hebben ondersteund, hetzij uit winstbejag, hetzij uit een natuurlijke neiging, zullen zich in het uur van de afrekening niet moeten beklagen, want niemand zal hen hebben verplicht om de wanorde van de dood te doen toenemen. 65' Velen blaffen door ophitsing of uit jaloezie naar de joden, zonder te weten dat zij het zijn die ons Gods uit de aarde van Egypte geërfde licht hebben overgeleverd, en dat zij ervan werden verstoken vanwege hun slechte gedrag zoals het ons heden ook overkomt.

66 De gerechtigheid van de Heer zal voor de slechten en voor de huichelaars nauwgezet en onvermurwbaar zijn, laten we daar verzekerd van zijn, en laten we ervoor beven tot onze grote verbazing onder hen te worden gerekend. 66' Het ongeluk treft de opstandigen en de goddelozen hard, maar de vergeving en de zegen van de Heer dalen in overvloed neer op de edelmoedigen en op de gelovigen.

67 er nochtans eerder om zich te redden dan om het goddelijke geheim te begrijpen en uit te leggen. 67' maar eerder op de kennis van de inhoud van de kern van elk ding.

67" Alles hier beneden is als de bewegende schaduw van de enige goddelijke werkelijkheid.

  Er is verscheidenheid van gaven, maar het is dezelfde Geest; verscheidenheid van diensten, maar het is dezelfde Heer; verscheidenheid van verrichtingen, maar het is dezelfde God die alles in allen verricht.

PAULUS


  Jouw oordeel is het licht dat zal opkomen.

HOSEA



  Ga naar het vorige boek Ga terug naar het begin van het boek Ga naar het volgende boek