BOEK XVI
|
24 |
De sluwe schijnt poeslief en vleierig, beminnelijk en voorzichtig, veelbelovend en gemakkelijk, verleidelijk en suikerzoet, vermomd en vaardig, ontwijkend en vaag, meegaand en charmant, dienstwillig en onderdanig. De wereld zoekt naar hem en valt gemakkelijk in zijn netten; zijn loon is bedrog, troosteloosheid, kwelling en dood. |
24' |
De heilige lijkt hard en grof, teleurstellend en streng, ruw en bruut, onhandig en kwetsend, veeleisend en onhandelbaar, schandalig en verontwaardigd, afstotend en bitter. Allen vluchten voor hem als de pest. Zijn gift is waarheid, troost, vrede en leven in God. |
|
|
60 |
Laten we de wereld over aan haar zaken die haar zo ernstig en zo gewichtig toeschijnen, en laten we ons bezighouden met Gods zaken die voor de wereld zo onwerkelijk en zo ver lijken, en laten we ons het spreekwoord herinneren dat zegt: "Wie het laatst lacht, lacht het best", want de echo van die lach zal de wereld overspoelen en het gebrul van de verstotenen bedekken. |
60' |
De spotternij van de intelligenten, de grofheid van de bruten, de kwaadaardigheid van de slechten, de gierigheid van de hebzuchtigen, de hoogmoed van de machtigen, de ijdelheid van de geleerden, de blindheid van de sektariërs, de huichelachtigheid van de vaardigen, de onverschilligheid van de onwetenden, de voldaanheid van de middelmatigen verwijderen van de goddelijke schat die het leven zonder vermenging verheelt. |
|
|