Accueil Louis Cattiaux The Message Rediscovered Concordance du Message Retrouvé Videos Links

Ga naar het vorige boek Ga naar het volgende boek Afdrukbare pagina in A4-formaat

BOEK XV

  De grendels van de aarde waren voor altijd op mij overgehaald, en u hebt mijn leven uit de grafkuil doen opstijgen, IEVE mijn God.

JONAS


  Wanneer de mensen verrijzen, zal de aarde wit, effen en zuiver worden.

KORAN



NUÉE REVIT DE UITGANG

1 Een werker, een nietsnut, een boer, een zwerver, een handelaar, een arme, een denker, een eenvoudige, een gelovige, een goddeloze hebben als eersten het Boek gelezen en het liefgehad. O aanfluiting van de geleerden, van de geletterden en van de officiële godsdienstigen die het niet hebben ontvangen! 1' Hoe oorspronkelijk en eenvoudig is Gods weg, hoe geheim en blootgesteld aan de ogen van allen is hij, hoe nobel en gewoon is hij nochtans! Wie zal heden de eerste en laatste zin van het geïnspireerde woord vatten?

2 Deze hier betitelt zich als grondlegger van een godsdienst en hij verstaat zelfs die van zijn vaders niet. Die daar noemt zich wijs en weet noch te zaaien noch te oogsten. Die andere neemt de titel van geleerde en hij weet niet hoe hij voortbestaat en waarom hij sterft. 2' Het is omdat we teveel bezig zijn met onszelf en niet genoeg met God dat de Heer zich niet meer laat horen en dat hij zich niet meer in ons openbaart.

3 Iemand zegt dat hij godsdienstig en heilig is omdat hij een gewaad draagt; zoals een ander zich intelligent en moedig verklaart omdat hij pronkt met een diploma of een medaille. 3' Het rijk van de Heer zal komen wanneer Gods zaad heel de aarde bedekt, en niemand zal tot God komen als hij niet langs het schepsel van God gaat, dat de uitstekende schepping van de Heer is.

4 Wanneer we een heilige Schrift, een rite of een symbool van commentaar voorzien, laten we dan voor de toehoorders en voor onszelf toevoegen: "Ziehier één van de talrijke interpretaties van de Ene waarheid. God alleen is meester van het kleed en van de naaktheid." 4' Degene die de waarheid hoort, ziet, ruikt, proeft en betast zonder sluiers, kan slechts zwijgen en aanbidden in de Enige Schittering. Die kan wel onzinnig schijnen ten overstaan van iedereen, aangezien alleen hij wordt onderricht ten overstaan van God.

5 Het Amen is het geopenbaarde Woord van God, de rechterhand van de Almachtige, de uitvoerder van de oordelen van de Rechtvaardige. Het discussieert niet, het handelt.
Wee degenen die het niet op de aangegeven tijd hebben herkend en ontvangen, want op de dag van het algemene oordeel zullen ze worden weggevaagd zoals het stof door de evennachtsstorm wordt meegevoerd.
5' Het kan weliswaar gebeuren dat de godsdiensten worden verward met de dode moraal, en de heilige inwijdingen kunnen weliswaar op schijnvertoningen lijken; Gods wetenschap zal steeds worden herboren uit hun afgekoelde as, en de bewakers van de begraafplaatsen zullen opnieuw plaats maken voor de bouwers van leven. Dat is de wet van de hernieuwing van alle dingen.

6 God is de uitmuntende schepper en de uitstekende ordebrenger. Hij schetst zijn werk door een lichtende aanraking en maakt het af met een onvergankelijke bouwkunst. Hij is zeker enig. 6' Hij is zijn werk begonnen alsof hij zich vermaakte en hij eindigt het door zijn uitstekendheid en zijn volmaaktheid boven alle werken van de wereld te tonen. Op de dag des oordeels zal de schittering over zijn heiligen zijn, maar de spotvogels zullen worden ondergedompeld in de ontsteltenis en teruggeworpen in de anarchie van de dood.

7 Zo beschouwen de profeten en de wijzen die zich verheerlijken in God zichzelf persoonlijk als onbekwaam en als onintelligent ten overstaan van de Heer, want ze geloven, ze horen, ze zien, ze betasten en ze proeven waarlijk het enige licht. Zij alleen! 7' O wreed moment waarop een stukje van onszelf in het niets gaat wegkwijnen! Maar de Heer is barmhartig, hij stelt zijn oordeel uit en hij vergeeft onze afgedwaalde zielen wanneer onze harten van steen zich openen voor zijn handelende genade en voor zijn transformerende liefde.

7" De wijzen en de heiligen, die God in zichzelf bezitten, zullen ongedeerd weer uit de vurige wolk komen, want de Heer God, die de essentie is van het vuur, is onbrandbaar. De slechten zullen tot as worden herleid en ze zullen als mest dienen voor Gods nieuwe plantage.

8 Laten we niet het recht in eigen hand nemen, want we zouden de baten van onze beproevingen verliezen en we zouden de ongerechtigheid van de slechte uitwissen. Laten we ons overgeven aan het oordeel van de Heer, die de diepe bedoelingen en de ver verwijderde doelen weet te onderscheiden. 8' Het is de goede wil in God die ons van de dood redt, en het is de goede wil in onszelf die ons erin jaagt. Immers, waar allebei blind zijn, is de eerste nochtans geleid en wordt hij ontvankelijk en organiserend, terwijl de tweede dwalend is en anarchistisch en vernielzuchtig wordt.

9 Laten we de afgedwaalde en opstandige zegenen, teneinde baat te hebben bij zijn altijd mogelijke bekering.
"Als we de slechten doden, wat zullen we dan vervolgens doen om hen te bekeren? En als de slechten ons doden, wat zullen ze dan doen om gered te worden?"
9' Men denkt tot een schikking te komen met het kwaad, maar het is altijd het kwaad dat ons naar zich schikt. Men gelooft een pact te sluiten met de dood, maar het is altijd de dood die ons verrast.

10 Laten we ons oefenen in het loslaten van de kleine dingen, opdat wanneer de grote ons loslaten, we sereen blijven, want rijk in God. 10' God verhoort bij voorkeur de enormiteit van de vraag van zijn zonen, omdat die beter past bij zijn grootmoedigheid en bij zijn almacht.

11 Die daar was een moedige en toegewijde metgezellin, vervolgens is zij opstandig en blind geworden, want ze heeft het Boek als een nutteloosheid beoordeeld zonder het ooit te hebben geopend. Tenslotte heeft ze Gods weg uit liefde voor ons aanvaard.
"Zijn we niet allemaal stom ten overstaan van Gods waarheid die ons verblindt?"
11' Laten we ons niet voorstaan op onze gezondheid, noch op onze intelligentie, noch op onze kennis, noch op onze schoonheid, noch op ons fortuin, noch op ons werk, noch op onze familie, want het zijn door God toegekende leningen die het ongeluk en de dood vlug in rook hebben omgevormd en snel tot as teruggebracht.

12 Immers, we kennen de engelen niet die hij opwekt om onze wegen te bewaken, noch de demonen die hij machtigt om onze harten op de proef te stellen. God bevrijdt hen die zijn weg zonder opstandigheid volgen en vergeeft hen die oprecht berouw hebben.
Aan hem het oordeel en de glorie.
12' Laten we ons liever voorstaan op ons geloof in God en in zijn almacht, die ons het eeuwige en zuivere leven zal teruggeven als we worden bevonden zoals we moeten zijn, dat wil zeggen trouw, zuiver, eenvoudig en liefdevol.

13 Een onwetende jongere wordt er van nature toe gebracht alles in de wereld te verachten wat zwak, oud, verlaten en dood schijnt; en zijn blindheid is vergeeflijk. 13' Wanneer we ons bewust worden van de moeilijke doortocht die ons wacht, zullen we onze gedachten, onze oordelen en onze handelingen hervormen, en we zullen ons niet meer vermaken met het nabootsen van de kluchtspeler onder de onzinnigen.

14 Maar een onderrichte oude man die de Voorzienigheid en de wetenschap van God in werking in het Universum en in zijn hart niet herkent, is zo dom als een versteende stronk. 14' Maak, Heer, dat onze ogen en onze oren opengaan vóór het begin van het einde of tenminste, vóór het einde van het einde.

15 God verplicht ons niet om onze ouders, onze vrouwen, onze kinderen, onze vrienden en onze goederen te verwerpen om hem te behagen. Hij vraagt dat we ons niet blindelings aan de voorbijgaande dingen van deze wereld hechten, opdat we niet worden misleid en wreed uiteengereten op de dag van de scheiding; want de echte armoede is in geest, en de ware rijkdom is alleen in God. 15' God vereist niet dat we onze natuur of die van andere wezens geweld aandoen om hem aangenaam te zijn. Hij vraagt integendeel dat we haar zuiveren, dat we haar klaren en dat we haar zachtjes doen rijpen, opdat hij volledig in ons wordt geopenbaard.
Het zijn noch de gewelddadige onderdrukking noch de gedwongen arbeid die tellen voor het heil, maar eerder de wakkere aandacht en de volhardende zoektocht.

16 Niemand kan nochtans schuldig worden bevonden aan het opgeven van de wereld om naar zijn Heer te gaan, want dat is wat we uiteindelijk allemaal wel zullen moeten doen. 16' Net als de mensen van de wereld, vergeten de heiligen wat ze bezitten en betreuren wat ze niet hebben, maar het gaat niet om dezelfde dingen.

17 De wijze en de heilige verzamelen al hun aandacht voor de zoektocht naar God en zijn als afwezig bij de gewone bezigheden van de mensen. 17' Wat jullie leeg lijkt, schijnt ons vol toe, en wat jullie vol lijkt, schijnt ons leeg toe. Want de wereld is als omgekeerd voor hen die de binnenkant van de wezens en van de dingen zien.

18 Als we het Boek onbedekt konden lezen, zouden we door ontzetting getroffen worden en zouden we van verbijstering aan de grond genageld blijven, daarna zouden we rennen om het in het graf te verbergen uit vrees dat de goddelozen het goddelijke mysterie misbruiken en Gods licht voor altijd ontwijden. Maar de Heer heeft dat juist voorzien, want hij is wijs onder de wijzen. 18' Veel vernuftige boeken bevatten de wijsheid van de mensen, maar hoeveel omsluiten de wijsheid van God? Veel mensen dreunen de heilige Schriften op of geven er blindelings commentaar op, maar hoeveel verstaan rechtstreeks het woord van God?
Hoeveel schrijven het duidelijk over? En hoeveel ervaren het hier beneden in hun hart?

19 Zo blijven de geleerden en de intelligenten, de arglistigen en de hebzuchtigen stompzinnig voor het slot en de sleutel zonder iets te kunnen openen. Laten we opmerken hoe ze, wat ze niet hebben kunnen roven of wat ze geen geweld hebben kunnen aandoen, vervolgens voordoen zwart of belachelijk te maken. 19' "God zoekt gekken om er wijzen van te maken. Hij spot met de redelijke lieden. Ziedaar wat niet iedereen behaagt."
- Het zijn geen geleerde sprekers die we nodig hebben, maar van de heilige Geest vervulde profeten.

20 De moraal is een hinderpaal en de ascese is een borstwering. De wet is een dijk en de riten zijn een gids. De sacramenten zijn een geheugensteun, de symbolen zijn sprekende afbeeldingen en de heilige boeken wijzen de weg, maar Gods wetenschap doet alles teniet, omdat ze alles overtreft. 20' Elke keer dat we het Boek lazen, hebben we geleerd ons in God te laten geleiden en hebben we ons de weg van de Heer herinnerd. Toen hebben we zijn geheiligde Naam gezegend en hebben we zijn heilige Persoon, verborgen in het licht van het begin en van het einde, aanbeden.

21 Wie zou nochtans onwetend genoeg zijn om de treden te verachten, die ons toegang geven tot het tabernakel van de Heer van leven? 21' Hoeveel meer zullen zij leren, die het Boek lezen en die het niet hebben geschreven?

22 Als God zijn kinderen in de steek liet, zou dat jammer zijn voor God en voor ons, maar de Heer is noch vergeetachtig tegenover zichzelf noch ondankbaar tegenover de zijnen. 22' Ah! Hoezeer zijn de dichters, de armen en de eenvoudigen God nabij, en hoe weinig kennen ze hun nabijheid!

23 Dáárom moeten we onze hoop in hem stellen tegen elke schijn in deze gemengde wereld, tot aan de dag van het opmaken van de balans en van de uitschakeling van de dood. 23' De voeten van de mensheid zijn nog gezond, maar het hoofd is rot en blind. Dus moet men inzaaien wat beneden is, opdat wat boven is wordt genezen en hernieuwd, zoals voorheen wat beneden was werd gered en wit gemaakt door wat boven in de zuiverheid scheen.

24 Alles wat Christus heeft gezegd over de farizeeën is nog waar voor de meeste huidige gelovigen. O aanfluiting! O wreedheid! O berouw!
"O aanfluiting!" We hebben het geheim van Gods wetenschap verworpen en ziedaar hoe we heden Satans wetenschap aanbidden uit vrees achterlijk te schijnen. We hebben ons het sacrament van de kennis voorbehouden en vanaf die tijd zijn we blind en doof geworden voor Gods wil. We zijn verzoenend met de dood en inschikkelijk met het kwaad voor geld, en we haten hen die het aanklagen en die zich er niet in schikken.
24' "O berouw!" Heden gaan we weer binnen in het stof, en we zullen eindigen zoals we zijn begonnen, ons verbergend onder de aarde, in de graven, in de kelders en in de verlaten steengroeven; en we zullen weer een klein aantal worden ten overstaan van God, want de middelmatigen en de lafaards zullen ons hebben verlaten, als de dode takken die de storm afrukt. Wanneer de baas het water heeft gezeefd, zullen we weten dat de tijd van berouw voor ons gaat beginnen. Vier cijfers zullen volstaan om de overlevenden van het einde te tellen, maar we zullen als een heilig zaad zijn dat ten overstaan van de Heer een prachtige vrucht voortbrengt.

25 "O wreedheid!" We hebben ons teruggetrokken van de eenvoudigen en van de armen, en die zijn zelfs de Naam van God vergeten. We hebben de wijzen en de heiligen verworpen, en onze wetenschap en ons geloof zijn vervlogen in redelijke redevoeringen. We hebben de vlaggen van de naties op het huis van God gehesen, terwijl de volkeren elkaar de keel afsneden, en we dragen trots de onderscheidingen van de moord. Laten we in beschouwing nemen waar de waarschuwing vandaan komt: van een onbekend maar geliefd mens, van een arme maar vervulde, van een leek maar verbondene. 25' Het is het Boek van de hoogte en de diepte dat ons in één enkel lichaam zal verenigen ten overstaan van de Volmaakte, want een overblijfsel van elke geloof en van elk overtuiging zal zich in God herkennen en zal in de liefde samensmelten door de benadering van de enige wortel, en de mens van het water en van het vuur zal onze gids en onze redder zijn, want de weg van God die de zijne is zal op die dag ook de onze zijn.
Dan zal de aloude stronk weer in het geheim bloeien en zijn heilige vrucht openbaren in een verzoende wereld.

26 Laten we de liefde en de humor van de Heer herkennen die ons zo herinnert aan de heilige orde die hij voor zijn vrienden en voor zijn volgelingen heeft ingesteld. Want goud zal ons niet redden, noch diplomatie, noch bondgenoten, noch gekreun, maar eerder ons geloof, onze hoop en onze liefde in actie, en bovenal de kennis van Gods almacht die aan de dood onttrekt.
Zullen we het eindelijk begrijpen?
26' De slechten zullen de gelukzaligheid van de heiligen zien, en dat zal hun grootste kwelling uitmaken, want de liefde zal dan zonder hoop achter in plaats van voor hen zijn, zoals ze heden nog is met de hoop.
"De hervonden onschuld kan alles beschouwen, want zij alleen verbaast zich over niets, oordeelt niets en ontwijdt niets."

27 De opstand van de rebel is zijn tegenslag die hem hard heeft gemaakt in plaats van hem te onderrichten. 27' De waarborg van de wijze is de vergaderingen van de mensen ontvluchten en genot vinden in de eenzaamheid van God.

28 De wreedheid van de slechte is zijn lijden dat hem heeft gesloten in plaats van hem te openen. 28' De heiliging van de heilige is geven in ontbering en is zegenen in leed.

29 De hel van allen is de weigering om vrijwillig het pact dat we met de dood hebben getekend te volbrengen. 29' Het geloof van de gelovige is de troosteloosheid van de dood uitwissen door voortdurend te hopen op de verrijzenis en de vreugde van het nieuwe leven.

30 Als we eerst het zichtbare of verborgen kwaad dat aan elk wezen hier beneden knaagt beschouwden, zouden we aandachtiger zijn voor zijn klachten, geduldiger met zijn kreten, medelijdender met zijn zwakheden en hulpvaardiger bij zijn smarten. 30' Als we eerst dachten aan het in elk wezen diep bedolven licht van de Heer, zouden we de tegenstellingen en de verblinding van zijn uiterlijke duisternis gemakkelijker verdragen, en zouden we verward raken door onze eigen innerlijke duisterheid.

31 We hebben geen verdiensten, als kleine kinderen die slechts op de liefde van hun ouders kunnen rekenen voor hun levensonderhoud. Stuurt men de kleine kinderen naar het werk of naar de oorlog? Sleept men hen voor het gerecht of naar de gevangenis? Veroordeelt men hen tot marteling of tot de dood? Houdt men hen niet eerder zorgvuldig in de schoot van de familie voor spel, voor vreugde, voor liefde en voor het toekomstige leven? 31' Welke hoogte en welke diepte kan hij niet hopen te bereiken, de opstandige die zich onderwerpt aan God?
- Op welke beloning en op welke gave kan hij niet aanspraak maken, de behoeftige die zich geeft aan de Heer?
- Welke troost en welke zachtheid zijn hem niet beloofd, de gewelddadige die op zoek is naar de vrede van de Enige?
- Voor welke zegen en voor welke vereniging is hij niet bestemd, de verlatene die zijn hoop stelt in de liefde van de Volmaakte?

32 Laten we ons onze tegensprekers en onze vijanden inbeelden zoals ze weldra zullen zijn, dat wil zeggen als doden: zo zullen we geen wrok of haat meer voor hen ervaren, want voor de doden kan men slechts bidden, hopend op de tijd van hun verrijzenis en van hun verlichting. 32' Ze zijn even onwetend als zij die geld vragen voor het uitleggen van het woord dat ze niet verstaan. Deze laatsten dragen tenminste zonder het te weten de wetenschap over aan Gods kinderen die haar, altijd gelijk aan zichzelf, onder alle heilige Schriften, wel weten te herkennen.

33 Onze gaven zijn eerder geschikt voor de zoektocht naar God dan voor de verovering van de wereld, want wat van de Enige komt moet naar de Enige gaan, zoals wat van de wereld komt naar de wereld terug moet keren. 33' Laten we onszelf niet doden bij het werk noch bij het plezier, laten we onszelf eerder doden bij het zoeken naar God en zijn heil, die in het eeuwige, klaarblijkelijke en verborgen leven zijn.

34 De tegenslagen in de wereld zijn de waarborg van Gods gezegenden, opdat ze niet worden afgeleid van de zoektocht naar de Volmaakte en dat ze aan wie dan ook hier beneden niets schuldig zijn, maar dat integendeel de mensen hun voor de openbaring van Gods liefde en kennis verschuldigd zijn. 34' De heiligen die heden onbekend zijn of afgewezen worden zullen vervolgens bekend zijn en gezocht worden, want waar de wereld hen behandelt als onbenullen en als een nietigheid, zullen ze door God worden aangesteld als meesters over degenen die hen hebben miskend en over hun nageslacht. "Dat is de rechtvaardigheid van de Heer die niemand kan vervalsen."

35 Allen putten zich uit, en niemand rust.
Allen haasten zich, en niemand komt aan.
Allen stapelen op, en niemand profiteert.
Allen spannen zich in, en niemand verkrijgt.
Allen maken zich ongerust, en niemand ziet.
Allen leggen uit, en niemand verstaat.
Allen prediken, en niemand beoefent.
Allen vechten voor het leven, en niemand redt het zijne.
35' Als we ons zwak vinden: laten we dan helpen.
Als we ons afgewezen voelen: laten we dan ontvangen.
Als we ons arm achten: laten we dan geven.
Als we lijden: laten we dan verlichting geven.
Als we troosteloos zijn: laten we dan vertroosten.
Als we gehaat worden: laten we dan zegenen.
Als we bekoord worden: laten we dan bidden.
Als we vereenzaamd zijn: laten we dan God loven.

36 Waar is de intelligente die alles verwacht van God en niets van de wereld? Waar is de ploeger? Waar is de oogster? Waar is de van God vervulde?
- Daar waar het licht van de Volmaakte kiemt!
36' Waar is de Minnaar? Waar is de Beminde? Waar is het Amen?
- In ons hart van steen waar wij het aan moeten onttrekken en het helder openbaren!

37 Laten we niet wachten tot we terneergeslagen worden door het ongeluk, het leed of de dood om ons de God van onze kindertijd te herinneren en om zonder getuigen en zonder terughoudendheid met hem te praten. 37' Eenieder voltooit hier beneden een voor de mensen en voor zichzelf nuttig of aangenaam werk, maar wie is degene die in het geheim Gods werk ter hand neemt?

38 Onze nuttigste en bewonderenswaardigste werken zullen op de dag des oordeels voor niets worden gerekend. Alleen de liefde van God, de naleving van zijn wet en de beoefening van zijn weg zullen ons de deuren van het leven zonder vermenging openen. 38' De intelligentie en de menselijke rede zijn nederige dienaressen die zich nooit de plaats moeten toeëigenen van de inspiratie en van de liefde, die de meesters van Gods huis zijn.

39 Als we onszelf konden beschouwen na over het Boek te hebben gemediteerd, zouden we verrast zijn door ons eigen schouwspel. Hoezeer moeten in dat geval de anderen niet verstoord zijn door diezelfde verschijningsvormen? Zo is het enkel Gods Geest die in ons en in de wereld de waarheid van de leugen ontmengt, en het is om die reden dat we met aandrang moeten vragen om het licht dat ons in het begin verhelderde en dat ons aan het einde zal verlichten. 39' De verschijningsvormen van deze wereld zijn op vreemde wijze bedrieglijk en brengen de meest gewaarschuwden in de war, zoals ze de best voorbereiden doen afdwalen. Daarom is het verkieslijk ons oordeel uit te stellen tot de tijd waarin alle dingen en alle wezens ons zonder sluiers en zonder vermommingen zullen worden geopenbaard.
"Velen kritiseren alles en verspreiden ontmoediging en haat. Zeer weinigen troosten en bieden hun hulp en hun liefde aan."

40 "Wie zou zonder het te hebben gezien, kunnen geloven dat een verachtelijke en duistere worm zich omvormt in een vlinder, schitterend van licht?" 40' Laten we vluchten voor de slechten die het kwaad baren, die het voeden in zichzelf en die het verbreiden in de anderen; en laten we zoeken naar de raad van hen die geen belangen hebben in de wereld en geen hartstochten in het hart.

41 Het licht dat de Heer verbergt is als het kleed en als de lichtende schaduw van de Volmaakte waarmee we bedekt moeten worden als we eenvoudig, trouw, liefhebbend en zuiver worden bevonden, als op de laatste dag van de schepping en als in de eerste tijd van ons nieuwe leven. 41' Eén keer, tien keer, honderd keer, zal het Boek ons niets zeggen, maar laten we wel geloven dat het ons bij de duizendste een beetje zal aanspreken, en dat het ons aan het einde te helder en te klaarblijkelijk toe zal schijnen, dat wil zeggen overmatig onvoorzichtig.

41" Dus als het Boek ons naar het gewicht van ons goud werd gewogen, als het ons naar het aantal van onze dagen werd geteld en als het ons naar de hoeveelheid van ons bloed werd gemeten, zou dat nog weinig zijn ten aanzien van de gave van de Heer.


42 Wie zijn zwakheid meet in de wereld en zijn kracht in God, rekent zich niet voor veel meer hier beneden. 42' Wat kan de wereld bieden aan degene die God al van zijn liefde heeft voorzien? Aan degene die zijn weg volgt? Aan degene die zijn werk voltooit?

43 God verheugt zich noch over onze zieltoging noch over onze dood in deze wereld. Daarom stelt hij ons het voor altijd van het leed en van de dood verloste leven voor. 43' Als de heilige boeken zo mooi en zo diepzinnig zijn, komt dat omdat ze rechtstreeks de schittering van het goddelijke licht weerschijnen en omdat ze ons onderhouden over het onpeilbare mysterie van Gods werk.

44 Het is Gods geheime openbaring die ons weer doet binnengaan in het stof en die ons tegelijk verlicht.
Zo wordt hij die zijn Heer herkent nederig onder de nederigen, hij weerschijnt nochtans als de maan die het licht van de zon weerkaatst.
44' Degene die zich ten volle bewust is van zijn fout ten overstaan van God, is juist degene die zich het meest inspant om ze uit te wissen.
- Hoe groot zal dus de wroeging zijn van degene die zichzelf is vergeten in de wereld wanneer het plechtige en onvoorziene uur voor hem zal slaan?

45 Een lang en eenzaam werk, de onverschilligheid of het wantrouwen van allen, de weigeringen, de vijandigheid, de armoede, de stilte en de eenzaamheid voor metgezellen.
- Zo is het heilige werk aan de doden aangeboden, zo is het loon van de doden die het niet ontvangen.
45' Het is niet de gastheer die tekort zal komen, maar wel degelijk de gasten die zich vrijwillig onthouden.
- Wat betreft degene die ermee belast is het feestmaal van de heilige vereniging aan te kondigen, hij zal met zijn vrienden het deel van de afwezigen genieten.

46 Maar welk belang heeft dat voor degene die het visioen heeft van de verbazende belofte van de Volmaakte? Want zijn nageslacht zal als de sterren aan de hemel zijn, en zijn zonen zullen de heilige aarde bevolken. 46' Hun lot zal formidabel zijn en als ongerijmd, want buiten zal er dan hongersnood, leed, wanhoop en dood zijn, en niemand zal de deur van de hel kunnen sluiten, en niemand zal de deur van de hemel kunnen openen.

47 Het is schijnbaar logisch, voor hen die niet verder waarnemen dan hun uiterlijke zinnen, het heil van God te ontkennen en het heil van de mens te verkondigen door het werk van de mens.
"Arm werk, arm heil, voorsmaak van de hel!"
47' Hoe hen die de waarheid van de Heer niet verstaan te veroordelen, wanneer het ons zoveel moeite heeft gekost om in Gods tempel door te dringen en zoveel tijd om zijn levende hart te ontdekken?

48 Laten we heden niet zeggen: "Als we het Boek hadden gekend, zouden we het hebben geëerd en om ons heen doen leren kennen", want velen hebben gelezen en bijna allen hebben zich onthouden. 48' Laten we het Boek zaaien zoals we onze harten zaaien, opdat het zaad van God in de wereld wordt vermenigvuldigd en opdat het rijk van de Volmaakte zo voor allen wordt vervroegd.

49 Laten we eerder God danken niet door een algemene verschijningsvorm te worden verleid, want hij die schrijft is niets, maar hij die dicteert is alles. 49' Het volstaat dat de ploeger ploegt, want het is God die het zaad zaait, besproeit, doet kiemen, doet bloeien, vrucht doet dragen en vermenigvuldigt.

50 Geen enkel woord van een heilige Schrift spreekt in feite het woord van een andere heilige Schrift tegen. Zo verschijnt God veelvoudig in personen, maar hij is nochtans enig in handeling en in rust, als het Wezen bij uitstek, dat wil zeggen de eerste en de laatste in alles. 50' We moeten dus alle heilige Schriften kennen en ze bestuderen tot we de eerste en laatste identiteit van het geïnspireerde woord hebben ontdekt.
"Aan God denken en mediteren over zijn schepping is God bidden en loven."

51 We moeten terstond ophouden met ons nieuwe vijanden te maken, en we moeten ons nú verzoenen met onze oude vijanden. We moeten terstond alle wezens van de schepping ontzien en helpen. We moeten nú het enorme tekort van onze daden van liefde tegenover de schepper en tegenover de schepsels aanvullen.
"Laten we opmerken dat wat ons overkomt precies is wat we de anderen toewensen of wat we hen doen ondergaan."
51' De goddelozen hebben de doctrine van broederschap die de gelovigen hebben verworpen, voor hun rekening genomen en heden bestrijden ze allen elkaar in plaats van zich te bekeren, hetzij tot geduld en tot zachtheid voor de enen, hetzij tot nederigheid en tot edelmoedigheid voor de anderen; dat wil zeggen tot de liefde van God voor iedereen. Wanneer velen gekwetst, berooid en tot niets herleid zijn, zullen de overlevenden misschien de wijsheid van Gods wet en de waarborg van zijn heilige weg erkennen? Na alles te hebben verloren, zullen ze dan misschien zonder hebzucht en zonder haat zijn?

52 Hebben de armen, de eenvoudigen, de dichters, de kunstenaars en de echte heiligen ooit hun gelijken vervloekt en uitgeroeid in naam van de heilige Schriften, of van de weldadigheid, of van de liefde, of van de schoonheid, of in de naam van God en van zijn rechtvaardigheid? 52' Zij die in het geheim hun naaste helpen in gedachte en in daad, ontvangen onverwijld de inspiratie van God en de hulp van de mensen, maar vaak nemen zij ze niet waar.

53 "De sektariërs, de folteraars en de misdadigers zijn zeker niet van God." 53' Hoe te redetwisten met de wereld en de stem van de Heer in zichzelf te verstaan of de gelegenheid die zich aanbiedt op te merken?

54 Als we de mysteries van God in een dode taal vieren, kunnen we ons dan verbazen niet te worden verstaan door de gelovigen en niet meer te worden gehoord door de eenvoudigen? Misschien laat dat heden de herders en de kuddes onverschillig? 54' Er is een hele ploeg nodig om een boek te schrijven over Satan, en de nieuwsgierigen snellen toe en bewonderen. Er is één enkele gelovige nodig om een Boek te schrijven over God, en geen enkele beweegt en niemand zegt een woord.
"O wat zijn de intelligenten idioot geworden door al die intelligentie!"

55 Waarom negeren zij die er een beroep van maken de wet van God te onderwijzen, zijn woord over te leveren, zelfs in zijn naam te spreken of hem hier beneden te vertegenwoordigen, de medewerkers die niet tot hun gelederen behoren? Waarom wijzen ze de arme of onafhankelijke gelovigen af? Waarom behandelen ze hun medebroeders die de Enige God prediken als mededingers, en hun getrouwen als ongewensten? God zelf oordeelt nochtans onze harten en niet onze omstandigheden of ons toebehoren.
"Dat de heilige priesters die Gods heil van het einde der tijden prediken, gezegend worden; maar dat de wijze priesters die Gods verlossing onderwijzen sinds deze tijd van verbanning, vervuld worden!"
55' Wie onder ons kan oordelen over het werk van God, en hoevelen kennen zijn verborgen weg? Wie onder ons kan op voorhand oordelen over de keuze of over de beslissing van de Heer? We zijn als blinden geworden die vechten om valse munten en als doven die elkaar beschimpen om lompen. Helaas! Degenen die we stompzinnig in de steek hebben gelaten en vergeten, gaan ons in overeenstemming brengen. De ongelovigen gaan ons terugleiden tot de nederigheid van onze gesteldheid van bannelingen, want we gaan neergelegd worden in de dood, zonder onderscheid en zonder vergeving, opgestapeld als geschoten wild, verspreid als het kaf van het koren, in de grafkuil geworpen als bedorven vlees.

56 Wie onder hen geeft de Heer raad over de keus van zijn gezondenen, van zijn geïnspireerden, van zijn uitverkorenen, van zijn heiligen en van zijn wijzen?
"We moeten ons bekeren, dat wil zeggen ons omkeren en, in plaats van naar het uitwendige te kijken waar het verleden zich verspreidt, het inwendige aanschouwen waar de eeuwig Tegenwoordige van het leven rust."
56' Er zullen dan geen subtiele redetwisten meer zijn, geen belachelijke voorrangen, geen salarissen van mensen, geen geleerden en geen zedenprekers. Alleen hopen nederige en naamloze beenderen, en de welsprekende stilte van de gapende kaken van de dood.
Zullen we 't dan begrijpen?

57 O Heer, hoevelen horen je stem?
Hoevelen ontvangen je levengevende regenvloed?
Hoevelen zetten hun stenen hart op een kier?
Hoevelen dragen vrucht ten overstaan van jou?
Hoevelen bereiken weer je beloofde land?
Hoevelen vermenigvuldigen zich in jou?
Hoevelen maaien je oogst?
Hoevelen bekleden zich met je leven, o Heer?
"Antwoord niet nu, opdat de verbijstering en de wanhoop ons niet onherstelbaar ter aarde werpen."
57' Laten we naar hen die huilen gaan en niet naar hen die zich verheugen.
Laten we naar de nederigen gaan en niet naar de machtigen.
Laten we naar hen die lijden gaan en niet naar hen die domineren.
Laten we naar hen die verloren raken gaan en niet naar hen die zich redden.
Laten we naar hen die gebrek hebben gaan en niet naar hen die rijkelijk bedeeld zijn.
Laten we naar het zaad gaan en niet naar de droge vrucht.
Laten we naar de heilige aarde gaan en niet naar het valse goud.
Laten we naar de dood gaan teneinde ons leven te redden.

58 Dat alles is moeilijk en bijna boven onze krachten, maar laten we tenminste iets doen voor de heilige communie van de liefde; en hoe ellendig en hoe beklagenswaardig dat ding ook is, dat het niettemin geheim en kosteloos blijft. 58' Wie God zoekt kan gekweld schijnen en moeilijk zijn om mee om te gaan, maar wie God heeft gevonden is sereen en blijft geduldig met alle mensen en met zichzelf, want hij verlaat het gezelschap van de Enige niet meer.

59 Laten we het ambacht van een vrij mens nemen en laten we onze vermommingen opgeven. Laten we de mis opdragen en prediken in de taal van het land waar we ons bevinden. Laten we zo doen dat niets ons onderscheidt of ons scheidt van de gelovigen, behalve de deugd en het voorbeeld van de heiligheid. 59' Laten we de mis opdragen en prediken in het gemeenschappelijke huis van God en van de mensen, en laten we prediken en de mis opdragen bij de gelovigen die ons ontvangen. Laten we van de arme aanvaarden en laten we de rijke wantrouwen ten behoeve van onszelf, want het zijn de armen die we moeten verrijken en niet de rijken die ons moeten verderven.

60 Laten we de hand slechts reiken voor onszelf en niet voor de anderen. Het volstaat dat we in het geheim de ontreddering van een getrouwe aanduiden, opdat allen hem te hulp komen als we zijn zoals we moeten zijn, dat wil zeggen door de liefde geheiligd.
- Het is beter te gehoorzamen aan God alleen dan aan de mensen en aan de wereld, zoals velen heden doen.
60' Het volstaat voor hen dat ze direct hulp bieden aan degenen die we hen in het geheim aanwijzen of die zij zelf ontdekken.
- Laten we ons dus niet verwijderen van de eenvoudigen en van de armen en laten we de wortel van de volkeren waar zich Gods glorie verbergt, niet verwaarlozen.
- Het zal voor ons de vreugde van het hart zijn die verschijnt in de broederschap van de nederigen, de waarachtige kinderen van God.

61 Laten we dus onvoorzichtig en onbaatzuchtig zijn als ware dichters.
- Laten we vrij en onbezorgd om onze levens zijn als waarachtige kunstenaars.
- Laten we eenvoudig en vertrouwend zijn als kinderen van God.
- Laten we goed en hulpvaardig zijn als de oude Samaritaan.
- Laten we onthecht en helderziend zijn als de aloude wijzen.
- Laten we aandachtig en nederig zijn als onwetenden die zichzelf kennen.
- Laten we zelfverzekerd en vertroostend zijn als geredden van God.
- Laten we geïnspireerd en overtuigend zijn als profeten vervuld van de Heilige Geest.
61' Laten we dus zaaien en we zullen in de overvloed van de Heer leven.
meer schuchteren dan huichelaars."
Laten we dus wakker worden voordat de dood ons helemaal doet inslapen.
Laten we de heilige boeken herlezen en laten we de heilige weg beoefenen als onvoorzichtigen en als dwazen van God, want we zijn er om onze naaste te waarschuwen, om hem hulp te bieden, om hem te verontschuldigen, om hem te vertroosten, om hem te vergeven, en zeker niet om hem te beschimpen, om hem aan te klagen, om hem te oordelen, om hem te veroordelen noch, vooral, om hem terecht te stellen.

62 Laten we ons niet te ongerust maken over hoe we zullen leven, want God zal erin voorzien door inspiratie en door hulpverlening, als we het hem met vertrouwen vragen, want hij bewaakt, hij inspireert en hij ondersteunt zijn kinderen in alle omstandigheden. 62' Onze God is een God die men eet, die men drinkt, die het leven communiceert, die het onderhoudt, die het verlost en die het herstelt in zijn bewonderenswaardige primaat. Het is een God die zich geeft om in ons te redden wat voortbestaat van in de dood afgedwaald leven.

63 Hij staat ook toe dat ze heel vaak worden verleid, opdat ze sterker worden op zijn weg. Zo is 't het beste in het vertrouwen van de Volmaakte te blijven zonder ons nutteloze vragen te stellen over de wereld. 63' Zo moeten we, de borgsom van God in onszelf bezittend, ons openen voor zijn zegen en voor zijn liefde, teneinde verlost te worden van de ballingschap van de dood en teneinde één te worden gemaakt met de Enige.

64 Het is dus aanbevolen te bidden, te loven en te zwijgen in afwachting dat de openbaring ons helder en waarneembaar wordt, want het is in ons hart dat het mysterie van God zetelt, en het is hijzelf die onze verlossing in ons voltooit. 64' We moeten alles hopen van de natuurlijke inzaaiing, kieming en rijping; en we moeten alles duchten van de dwang, het ongeduld en het geweld van de goedbedoelende onwetenden.

65 Laten we met het Boek ontwaken, teneinde onze dag met een heilzame gedachte te beginnen.
- Laten we ons met het nobele werktuig verplaatsen, teneinde tussen onze onbeduidende bezigheden door nuttig te werken.
- Laten we met de boodschap inslapen, teneinde hem op de dag des oordeels voor ogen te hebben.
65' Allen zullen het oordeel van God zien.
- Velen zullen van de waarheid van de Enige leven.
- Een klein aantal zal in het hart van de Heer wonen.
- Enkelen zullen het geheime werk van de Volmaakte aanschouwen.
- Maar hoevelen zullen het mysterie van de oorsprongen en van de einden kennen die de eeuwigheid der eeuwigheden vormen?

66 Zo zullen we punt voor punt het wonderbaarlijke werk van de Allerhoogste, de waarheid van zijn wet en de uitstekendheid van zijn weg kunnen verifiëren. 66' O dodelijke ontzetting van het ontsluierde geheim! Wie zal de duizeling van de kennis en van de liefde verenigd in Een weerstaan?

67 We worden voorbijgestreefd door de schoonheid van het werk van de Heer, we blijven stompzinnig ten overstaan van zijn diepgang en we zijn stom ten overstaan van zijn grootsheid.
- Sommigen grinniken om zich een houding te geven, de meesten veinzen het niet te kennen, teneinde hun blindheid niet te ontdekken. Het gat dat hen gaat ontvangen is al halfopen, maar zelfs dat onderricht hen niet.
67' Wat is zijn voorzichtigheid bewonderenswaardig, en wat is zijn stoutmoedigheid dwaas!
- Wat is zijn wetenschap ondoordringbaar, en wat weerschijnt zijn liefde!
- Wat is zijn genade subtiel, en wat is zijn hart trouw!
- Wat is zijn weg duister, en wat is zijn heil lichtend!
- Wat zijn zijn slagen barmhartig, en wat is zijn vrede volmaakt!

68 Hermaak de modder. 68' En kook hem.

69 We zullen naar het werk van de Allerhoogste zoeken als naar een merkwaardig ding en als naar een spel van geen belang. Vervolgens zullen we het werk van de Enige bestuderen met een geleerde zelfverzekerdheid en met een gescherpt bewustzijn. Tenslotte zullen we in de val van de Volmaakte lopen zonder te weten hoe het is gebeurd, en we zullen nu eens in zijn mysterieuze duisternis om hulp roepen en dan weer van de rust van zijn goddelijke liefde proeven. 69' We zullen niet meer huilen van wanhoop en van leed, we zullen huilen van vreugde en van erkentelijkheid, en het zal nochtans hetzelfde water en hetzelfde zout zijn; maar het hart zal zich onder de regenvloed van de Heer hebben geopend, en de geest zal door het wonder van God zijn verlicht.

70 Maar de Heer is barmhartig met zijn verschrikkelijke kinderen, hij zal hun aan het einde zijn heil en zijn glorie doen zien, opdat ze voor altijd leven ten overstaan van hem. 70' O hoe mysterieus is de weg van de grote Genezer, hoe zeker is hij, hoe machtig is hij, hoe omvormend is hij en hoe reddend is hij!

70" Het is door een wijs oordeel van God dat de bruten en de goddelozen de parels van zijn kroon vertrappen, en dat de sluwen en de hebzuchtigen ze niet kunnen zien in de modder waarin ze hier beneden zijn verborgen.

  Alle dingen worden opgelost in vuur en het vuur wordt verdicht in alle dingen, net als de koopwaar in goud en het goud in koopwaar wordt veranderd.

HERACLITES


  Alles zal worden geoordeeld en verslonden door het vuur dat opkomt.

HERACLITES



  Ga naar het vorige boek Ga terug naar het begin van het boek Ga naar het volgende boek