BOEK XV
|
1 |
Een werker, een nietsnut, een boer, een zwerver, een handelaar, een arme, een denker, een eenvoudige, een gelovige, een goddeloze hebben als eersten het Boek gelezen en het liefgehad. O aanfluiting van de geleerden, van de geletterden en van de officiële godsdienstigen die het niet hebben ontvangen! |
1' |
Hoe oorspronkelijk en eenvoudig is Gods weg, hoe geheim en blootgesteld aan de ogen van allen is hij, hoe nobel en gewoon is hij nochtans! Wie zal heden de eerste en laatste zin van het geïnspireerde woord vatten? |
|
|
26 |
Laten we de liefde en de humor van de Heer herkennen die ons zo herinnert aan de heilige orde die hij voor zijn vrienden en voor zijn volgelingen heeft ingesteld. Want goud zal ons niet redden, noch diplomatie, noch bondgenoten, noch gekreun, maar eerder ons geloof, onze hoop en onze liefde in actie, en bovenal de kennis van Gods almacht die aan de dood onttrekt.
Zullen we het eindelijk begrijpen? |
26' |
De slechten zullen de gelukzaligheid van de heiligen zien, en dat zal hun grootste kwelling uitmaken, want de liefde zal dan zonder hoop achter in plaats van voor hen zijn, zoals ze heden nog is met de hoop. "De hervonden onschuld kan alles beschouwen, want zij alleen verbaast zich over niets, oordeelt niets en ontwijdt niets." |
|
|
55 |
Waarom negeren zij die er een beroep van maken de wet van God te onderwijzen, zijn woord over te leveren, zelfs in zijn naam te spreken of hem hier beneden te vertegenwoordigen, de medewerkers die niet tot hun gelederen behoren? Waarom wijzen ze de arme of onafhankelijke gelovigen af? Waarom behandelen ze hun medebroeders die de Enige God prediken als mededingers, en hun getrouwen als ongewensten? God zelf oordeelt nochtans onze harten en niet onze omstandigheden of ons toebehoren.
"Dat de heilige priesters die Gods heil van het einde der tijden prediken, gezegend worden; maar dat de wijze priesters die Gods verlossing onderwijzen sinds deze tijd van verbanning, vervuld worden!" |
55' |
Wie onder ons kan oordelen over het werk van God, en hoevelen kennen zijn verborgen weg? Wie onder ons kan op voorhand oordelen over de keuze of over de beslissing van de Heer? We zijn als blinden geworden die vechten om valse munten en als doven die elkaar beschimpen om lompen. Helaas! Degenen die we stompzinnig in de steek hebben gelaten en vergeten, gaan ons in overeenstemming brengen. De ongelovigen gaan ons terugleiden tot de nederigheid van onze gesteldheid van bannelingen, want we gaan neergelegd worden in de dood, zonder onderscheid en zonder vergeving, opgestapeld als geschoten wild, verspreid als het kaf van het koren, in de grafkuil geworpen als bedorven vlees. |
|
|
56 |
Wie onder hen geeft de Heer raad over de keus van zijn gezondenen, van zijn geïnspireerden, van zijn uitverkorenen, van zijn heiligen en van zijn wijzen?
"We moeten ons bekeren, dat wil zeggen ons omkeren en, in plaats van naar het uitwendige te kijken waar het verleden zich verspreidt, het inwendige aanschouwen waar de eeuwig Tegenwoordige van het leven rust." |
56' |
Er zullen dan geen subtiele redetwisten meer zijn, geen belachelijke voorrangen, geen salarissen van mensen, geen geleerden en geen zedenprekers. Alleen hopen nederige en naamloze beenderen, en de welsprekende stilte van de gapende kaken van de dood. Zullen we 't dan begrijpen? |
|
|
61 |
Laten we dus onvoorzichtig en onbaatzuchtig zijn als ware dichters.
- Laten we vrij en onbezorgd om onze levens zijn als waarachtige kunstenaars. - Laten we eenvoudig en vertrouwend zijn als kinderen van God. - Laten we goed en hulpvaardig zijn als de oude Samaritaan. - Laten we onthecht en helderziend zijn als de aloude wijzen. - Laten we aandachtig en nederig zijn als onwetenden die zichzelf kennen. - Laten we zelfverzekerd en vertroostend zijn als geredden van God. - Laten we geïnspireerd en overtuigend zijn als profeten vervuld van de Heilige Geest. |
61' |
Laten we dus zaaien en we zullen in de overvloed van de Heer leven. meer schuchteren dan huichelaars." Laten we dus wakker worden voordat de dood ons helemaal doet inslapen. Laten we de heilige boeken herlezen en laten we de heilige weg beoefenen als onvoorzichtigen en als dwazen van God, want we zijn er om onze naaste te waarschuwen, om hem hulp te bieden, om hem te verontschuldigen, om hem te vertroosten, om hem te vergeven, en zeker niet om hem te beschimpen, om hem aan te klagen, om hem te oordelen, om hem te veroordelen noch, vooral, om hem terecht te stellen. |
|
|