BOEK VIII
Inhoudsopgave
Gouden Vader - Schitterende Moeder - Het Licht
Boek I
Boek II
Boek III
Boek IV
Boek V
Boek VI
Boek VII
Boek VIII
Boek IX
Boek X
Boek XI
Boek XII
Boek XIII
Boek XIV
Boek XV
Boek XVI
Boek XVII
Boek XVIII
Boek XIX
Boek XX
Boek XXI
Boek XXII
Boek XXIII
Boek XXIV
Boek XXV
Boek XXVI
Boek XXVII
Boek XXVIII
Boek XXIX
Boek XXX
Boek XXXI
Boek XXXII
Boek XXXIII
Boek XXXIV
Boek XXXV
Boek XXXVI
Boek XXXVII
Boek XXXVIII
Boek XXXIX
Boek XXXX
Litanieën van de Moeder en van de Zoon
BOEK VIII
De Heer doet de aarde haar geneesmiddelen voortbrengen, en de verstandige mens versmaadt ze niet.
SIRACH
En God deed hem uit de tuin van Eden gaan om de aarde te bewerken waaruit hij genomen was.
MOZES
TRIÉ EN VUE
DE LIEFDE
1
De vergeestelijking van het lichaam doet het water en de lucht verschijnen die ons bezielen en die ons onderhouden.
De verlichamelijking van de geest verwekt de aarde en het vuur die ons ondersteunen en die ons vermenigvuldigen.
Wie zal het aandeel wegen van elk ding?
1'
De man zonder de vrouw is als een steen op de uitgedroogde bodem van een bergstroom; en de vrouw zonder de man is als een over zee afgedwaalde wolk.
"Wie zal de tegenpolen eenmaken door middel van het gelijkaardige?"
2
De kennis van de innerlijke mens verleent de verlichting en het bezit van God.
"Wie zou weten te lopen als een blinde vertrouwend op de enige stem van de Allerhoogste?"
2'
"Alles komt uit God en alles gaat weer in hem binnen."
Wie dat kent besteedt geen aandacht meer aan de wereld noch aan zichzelf.
3
De Vader van de wereld die de universele Moeder bewoont is ontoegankelijk voor de bezoedeling van de duisternis van buiten.
3'
Zo blijven degenen die altijd naar buiten kijken in de dood.
4
De heilige Moeder blijft in het middelpunt van de aarde verborgen óf weerschijnt aan de hemel naargelang de wil van de Vader.
4'
De schepping kan veranderen van vorm, zij zou niet weten te veranderen van zijn.
5
De versterving van het lichaam moet de zuivering van de geest en de regeneratie van de ziel voorbereiden.
5'
Wie zich afwendt van het mysterie van de dood, zal nooit de macht en de glorie van God kennen.
6
Wanneer de voeten gezond zijn, zullen de ogen helder zien.
6'
De mens daalt af in de aarde en stijgt op naar de hemel, teneinde het mysterieuze geheel van zijn wezen te kennen.
7
Wanneer de spotvogels in het slijk van de dood worden ondergedompeld, zullen we hen vragen: "Waar blijven jullie nu met jullie fijne grapjes?" en als enig antwoord zal er slechts beestengebrul zijn.
7'
Als we niet kunnen zijn als degene die onderricht, laten we ons dan tenminste inspannen om niet te lijken op hen die afdwalen.
"Heer, verlos ons van de opstandige geest die ons hart aanvreet."
8
Wij zijn allen min of meer versluierde uitbeeldingen van de Heer. Niemand zou zich dus weten voor te stellen als zijn volmaakte evenbeeld, noch als zijn absolute schaduw.
8'
Wie de zinloosheid van de schijnbare wereld kent, glimlacht om de drogbeelden van het water dat hem bezielt en zoekt naar de steen die hem ondersteunt.
9
Alleen degenen die de Heer onbedekt hebben gezien kunnen de mensen onderwijzen en hun wetten herstellen, maar naar het voorbeeld van God, hun vader, doen ze geen enkel schepsel geweld aan.
9'
De grote wijzen en de grote profeten zijn de hoeders van de onmetelijke mensenkuddes die God toebehoren.
10
God is als een in het middelpunt van elke aarde verborgen zon en als een in het midden van elke hemel zichtbare zon.
10'
De waarachtige wijsheid lijkt op Gods waanzin, die de waarborg is van het leven in de dood.
11
De lichtende natuur is de eerste en de mooiste openbaring van de Heer.
De zuivere mens is de laatste en de meest volmaakte schepping van God en van de natuur.
Daar is de samenvatting van het Universum.
11'
Veertig is het cijfer van de hoop, van de afstroping, van de omvorming en van de rijping.
"Onmogelijk God van de huidige mensheid te scheiden, zo wordt dan ook wat we aan de hemel vragen ons vaak door de mensen aangeboden."
12
Waar is het goed voor de dwalingen van de anderen aan te klagen en te laken als we onbekwaam zijn onze eigen fouten te ontdekken en te verbeteren?
12'
Wie intelligent is en onderricht, verzwijgt zijn kennis en betreurt zijn onwetendheid, maar wie het zuivere leven kent en bezit, is al in de vrede van de Volmaakte gevestigd.
13
Niemand kan zich uiterlijk onderzoeken zonder de duisternis van de leugen te ontmoeten. Hoe zou iemand zich innerlijk kunnen leren kennen zonder het waarachtige licht te vinden?
13'
Wie de zee van de wereld vredig maakt, zal in de levende kern van het zuivere goud rusten.
"O schittering, o wonder van het water en het vuur, verenigd in Een!"
14
Laten we aan God vragen wat ons kan dienen om hem te bereiken, ofwel genade, ofwel liefde, ofwel kennis, ofwel rust; en laten we ons niet bezighouden met de middelen die hij aanwendt om ons te redden.
De Heer weigert de gelovigen niets.
14'
De eerste macht was in het maagdelijke water.
De laatste macht zal in de heilige aarde zijn.
"De vaardige mens maakt het licht zichtbaar van elk ding en van elk wezen."
15
Wie verlaten lijkt, zal een onwaardeerbare schat voortbrengen en het schijnbaar onterfde Wezen zal zich mooi als een god openbaren.
De zoetheid van de genade en de macht van de liefde voltooien alle wonderen.
15'
Laten we de rust van het Zijn niet verwarren met het niets van het niet-zijn, zoals de onwetenden doen die zich in de woorden vergissen, omdat ze de geheime natuur van de dingen niet kennen. Zo bouwen veel gevierde intelligenten op die dwaling en raken uiteindelijk in de wanhoop van de verschijningsvormen van het ongerijmde.
16
Wie de kennis van God heeft is van liefde vervuld voor alle wezens, want hij neemt het licht, waar dat hen bezielt vanaf het begin.
16'
Elke zoon van God die in de wereld onderwijst komt weer tot de Vader, mateloos groot geworden door de menigte wezens die zijn veroverd in de liefde.
17
De lichamelijke mens sterft met droefenis.
De astrale mens gaat heen met moed.
De geestelijke mens voegt zich weer bij God met blijdschap.
17'
Alvorens in de goddelijke leegte te kunnen springen, moet men lange tijd de wegen van de ascese bestijgen, op straffe van weg te zakken in de modder van de chaos.
18
Het ware bezit is de in het geheim van het hart beproefde wetenschap van God.
Het illusoire bezit is de in de wereld beoefende wetenschap van de mensen.
18'
De onwetende praat erover het kwaad teniet te doen, de wijze stelt zich tevreden met het te scheiden en met het te verwerpen, teneinde het goede onbelemmerd te verheerlijken.
19
Men kan het Universum kennen zonder zich te verroeren, door zich te vereenzelvigen met degene die het bevat en die het bezielt.
19'
De mensen die intelligent zijn volgens de wereld verkeren uiteindelijk slechts in twijfel, in wanhoop, in de dood; dat is het kenmerk van de onwetendheid waarin de mensheid gevangen blijft.
20
Kennis zonder kunde is als een graankorrel zonder water, als de geest zonder het lichaam en als de Heer zonder zijn schepping.
20'
Er is jullie gezegd: "Spreekt geen kwaad over de geest", en wij voegen er aan toe: "Lastert de aarde niet", want jullie kennen noch de ene noch de andere in hun integrale eenwording.
21
Wie God buiten zichzelf zoekt ontmoet slechts de verwarring van de oneindige duisternis en de dood.
21'
De grote nacht beschermt de kern van het licht waar het vuur zich eeuwig verlustigt.
22
Wie zijn toevlucht neemt in God ontkomt aan de waanvoorstellingen van de vergankelijke wereld.
22'
De Heer houdt stand in zichzelf, door zichzelf, voor zichzelf.
23
Alle mysteries zijn te herleiden tot een schrikwekkende en bewonderenswaardige werkelijkheid: "God in ons, wij in God."
23'
Het leven in de rust leidt tot de rust in het leven.
24
Wie zichzelf onderzoekt in de dood en in het leven, leert God kennen.
24'
De vrede van het middelpunt beveelt de eeuwige beweging van het hemelse wiel.
25
Wie de Moeder kent, dringt door in alle dingen van de wereld en verlost met gemak degene die hij liefheeft.
25'
Zij zal naakt aan de hemel verschijnen om de glorie van de welbeminde zon te ontvangen.
26
De mensen wensen wel licht en vrede, maar op voorwaarde dat het hun duisternis niet verdrijft en hun beroering niet belemmert.
26'
Zich onthouden van het verdunde vergif is de zaak van de heiligen, maar de scheiding ervan is het werk van de wijze.
27
God verbergt zich in de duisternis van de dood en openbaart zich in het licht van het leven.
27'
Met een blik is de minnaar in de geliefde doorgedrongen en zij heeft de minnaar weer voortgebracht.
28
Wie hem overal ziet, wie hem in alles liefheeft en wie hem in zichzelf openbaart, is waarlijk verlicht.
28'
De zon zal zich nestelen in onze ontsluierde zielen en wij zullen één worden gemaakt in de Enige.
29
De volmaakte zelfkennis en zelfbeheersing vormen het einde van de verandering.
29'
De aardsmaragd voorspelt de maandiamant en de zonrobijn.
30
Het geloof is als de zekerheid van God in onszelf en de kennis is als het bewijs van zijn intieme aanwezigheid.
30'
De geheime duisternis broedt op het onsterfelijke licht van de Volmaakte.
31
Degene die niet dorst naar het levende water en degene die niet de noodzakelijke tijd neemt om het te putten, zullen nooit wijs zijn.
31'
De fontein die opwelt uit Gods aarde doet het gehele Universum opleven.
32
De goddelijke eenheid die is verborgen onder de verscheidenheid van de wereld tevoorschijn brengen, is het werk van de natuur. De hoogste geest in het laagste lichaam inlijven en ze tot absolute volmaaktheid brengen, is het werk van de kunst.
32'
De liefde gehoorzaamt aan God en God veroorlooft alles aan de liefde, maar het is door middel van de genade dat hij ons losmaakt en dat hij ons omstrengelt.
33
De natuur voorziet ons in alles wat noodzakelijk is voor het leven; het volstaat haar te hulp te komen zonder iets te forceren of te vernielen.
33'
Wie zich tevreden stellen met de schaduw van de wereld, zijn wel weinig veeleisend jegens God.
34
Alleen de wijze kan zijn beide aangezichten beschouwen, zonder van ontsteltenis terug te deinzen.
34'
Het binnengaan in de nacht is het begin van de verlichting.
35
De gekken onderhouden zich over wat niet is of over wat hen niet aangaat; ze hebben niemand lief en hebben onenigheid met alle mensen, en met zichzelf.
35'
De speculatieve kennis is ten opzichte van de bezittende kennis wat een houten been is ten opzichte van een gezond ledemaat.
36
De onzinnige biedt onderdak aan de anarchistische menigte van de hel.
De heilige woont in de vredestichtende eenheid van God.
De wijze heeft alles lief, kent alles, bezit alles en overhandigt alles.
36'
Alles rust in ons hart, in onze geest en in onze handen.
Weinigen geloven het, enkelen voorvoelen het, alleen één ervaart het.
37
Degene die alles weet en degene die niets weet, weten te zwijgen, maar degene die half onderricht is, kan zich er niet van weerhouden te spreken.
"Grote werken doen en ze beschouwen als niets, ziedaar de intelligentie ten overstaan van God."
37'
"De waarheid van God valt nooit samen met de hartstochten van de wereld."
Er is een ongehoorde stoutmoedigheid nodig om naar de innerlijke stem te luisteren die ons altijd tegenspreekt, maar er is de moed van een idioot nodig om blind gehoor te geven aan zijn heilige dwangbevelen.
38
De heilige Moeder is licht als de lucht en veranderend als het water.
De geheiligde Vader is zwaar als de aarde en onveranderlijk als het vuur.
De eenwording van de vier verwekt de drievuldige Zoon, die de wonderbaarlijke schepping van de Enige openbaart.
38'
Degenen die de natuur verachten terwijl ze God loven, zijn als met kiezels beladen ezels die het goud op de weg vertrappen. Zij vermoeien zich nutteloos en komen tot niets duurzaams.
39
Ik heb het onmogelijke gevraagd aan de Ongenoemde en hij heeft zich terstond gegeven. Ik heb nochtans geen enkele verdienste en ik bezit geen intelligentie, maar ik heb hem lief boven alle rede en alle wetenschap.
39'
"De verbazing van de verbazing."
De mooiste titel die een wijze kan verlangen na "zoon van God" is die van "zielenverlosser".
40
Het middel om te kennen en om gekend te worden, is in zichzelf te bidden; het is het afzonderlijke zaad in het daglicht te stellen door gebruik te maken van het universele water.
40'
Het niets omwikkelt het al dat in zichzelf verblijft.
"De pit, de amandel, de kiem."
41
Waar zouden de veelvoudige uiterlijke vormen van kennis ons toe kunnen dienen als we niet het middelpunt kennen dat ze alle samenvat?
41'
Het vuur dat het Universum bezielt, blijft verborgen in de aarde en schittert aan de hemel.
42
De wijze onderhoudt zich met God en redetwist met niemand.
"Wat zijn ze nochtans mooi en wat schitteren ze, zij die opstaan om Gods waarheid te prediken vóór de bliksemschicht van het einde inslaat!"
42'
Wie God ontvangt in zijn hart, in zijn geest en in zijn lichaam, is uitverkoren onder de uitverkorenen en hij loopt over de zee van de werelden.
43
De genade, de volharding en de liefde leiden tot de kennis van alle dingen.
43'
Wat in onszelf bestaat is moeilijk te zien en te verstaan.
44
Men begint met lief te hebben wat men bezit en men eindigt met bezeten te worden door wat men liefheeft.
44'
De ophoping van het uiterlijke werk is een prooi, aangeboden aan het ongeluk. De ophoping van de innerlijke liefde is een schat die redt van de dood.
45
Wie aan zich doet gehoorzamen zonder te spreken is de macht waardig, want hij communiceert door middel van het hart en beveelt door middel van de geest.
45'
Gezegend de meesters die ons tot aan de geheime wortel van het vuur leiden. Hun herinnering zal voortduren in de erkentelijke harten.
46
Al wat niet levendig wordt aangevoeld, vurig verlangd en bezield door het geloof, is nietig en zonder uitwerking.
46'
O stromend vuur dat oplost en dat stolt, onze bevruchtende Heer!
47
De wereld is een evenwicht tussen het leven en de dood, het is de uitdrukking van het grootste zichtbare mysterie.
47'
De natuur is diep in de aarde bedolven en hoog aan de hemel geplaatst; maar er bestaat een afzonderlijke plek waar ze meer verborgen en meer klaarblijkelijk is dan overal elders.
48
Zo vormen het goed en het kwaad het geheel dat men slechts kan noemen door stilte.
"Het is ijdel te proberen tegen Satan te vechten, het is beter te bidden voor zijn bekering en voor de onze."
48'
Er is hier een grote teloorgang voor de sluwen, maar ook een grote beloning voor de eenvoudige en onthechte harten.
49
De dood lijkt op de bewegingloosheid van de duisternis in de kou.
Het leven is als de beweging van het licht in de warmte.
De wereld is een mengsel dat voortbestaat door het verlangen en door de verandering in de eeuwigheid.
49'
Wie de wereld heeft ontdaan van zijn kleed van illusie lacht het opperste goed toe, dat in het middelpunt van de bewegende onmetelijkheid van het leven verschijnt.
"En men heeft niemand geweld aangedaan, zelfs niet zichzelf!"
50
De liefde van God leidt tot de aardse afstoting en tot de hemelse aantrekking. Zo verenigen God en de mens zich in een zeker midden, dat het mysterie van de aarde en de hemel vormt.
50'
Wie tot God wil komen moet alle vooroordelen van de wereld en alle zekerheden van de menselijke rede opgeven, om slechts de verlichtende natuur te volgen die is verborgen in de duisternis van de oerschepping.
51
God zijn is één zijn met zichzelf in het geheel van het wezen, van binnen en van buiten.
51'
Het summum van alles, dat het bezit van alles is, leidt tot het afstand doen van alles, dat de diepte van alles is.
52
De goddelijke wil voltooit zich van binnen naar buiten en vervolmaakt zich van buiten naar binnen.
52'
53
Zo bevrijdt God zonder te vernielen en vervolmaakt zonder te forceren.
Hij beveelt en alles gehoorzaamt hem.
Hij verschijnt en alles lacht hem toe.
Hij rust en alles gaat weer in hem binnen.
53'
Gods genade en liefde openbaren zich op mysterieuze wijze door de tegenslagen die we ondervinden in de wereld en zijn te duchten vonnis wordt verbazingwekkenderwijze uitgevoerd door het welslagen dat hij ons hier beneden toestaat.
54
Alle verlossing en alle volmaaktheid voltooien zich dus in het hart van de mens door het hulpbetoon van Gods genade en liefde en niet hardhandig op de lichamen door dwang op eenlingen.
54'
Gods vuur bouwt het leven op. Dat van de mensen verteert het. De zoetheid van het tweede kan nochtans de deugd van het eerste openbaren.
55
Opdat een mens van God vervuld kan worden, moet hij zich noodzakelijkerwijs ledigen van alle aardse onreinheid die hem donker maakt.
Dan voltooit de eenwording zich terstond.
55'
De wijze in God is als een onwetende onder de menigte geleerden, hij alleen kent nochtans het begin en het einde van alle dingen.
56
Vulgaire mensen doen alsof ze trots zijn op het werk dat hen wordt opgelegd en dat ze zichzelf geven, teneinde de geestelijke armoede te maskeren waarmee ze belast zijn. Ze bedriegen zichzelf en bedriegen de onwetenden.
"Alleen het kostbare bloed van de hemelse en aardse Zoon kan ons verlossen van het aloude vergif dat door de ontspoorde vrouw in de huidige wereld werd ingevoerd."
56'
De wijze beroemt zich er enkel op in God te zijn, dat wil zeggen dat hij zo vaak mogelijk rust en zwijgt, want de eenwording van de mensen in God kan slechts worden voltooid op de heilige berg in de eenheid van de rustende stilte.
57
Ellende, ziekte, ouderdom, twijfel en dood zouden ons in de armen moeten jagen van degene die ons rijkdom, gezondheid, jeugd, kennis en leven voorstelt.
57'
Weinig mensen verfoeien waarachtig het kwaad dat in de dood is en maar weinigen zoeken naar het goede dat met het leven is.
58
God openbaart zich aan de mens als hij door hem wordt verlangd, geliefd en herkend in de stilte van de eenwording: "Daar waar de leegte van de geest de volheid van de ziel verwekt."
58'
Laten we alles wat ingewikkeld en alles wat ongeschikt is verwerpen, teneinde de bekoringen die ons van de Enige verwijderen niet te vermenigvuldigen.
59
Alles is mogelijk voor de gelovige, niets slaagt voor degene die twijfelt.
59'
Zij zijn ten overstaan van de schepping als beesten voor een vergrendelde deur die geen hand weet te manoeuvreren.
60
God en mens zijn gaat alle wetenschap te boven, omdat het de meest volledige ervaring is van het al in het al.
60'
Wie groot wil zijn in het leven moet onwaarneembaar worden in de wereld en niet meer bestaan in de dood.
61
Het goddelijke handelen is evenredig aan de zuiverheid van het schepsel, die wordt verkregen door versterving, dat wil zeggen door het water van de genade en door het vuur van de liefde.
61'
Heilige Moeder die temidden van de ontreddering van de wereld verschijnt, vergun ons verlossing en vergetelheid van onze kwalen.
62
De letter betekent weinig als men de geest die haar verlicht en de ziel die haar bezielt, wel wil beschouwen.
62'
De onwetendheid kruipt over de aardkorst, de kennis dringt door tot het middelpunt van de zee van de grote wereld.
63
Het eeuwige leven is het uit zichzelf treden en het weer binnengaan in God. "De lichtende Moeder is de substantie van al wat leeft. De schitterende Vader is de essentie van al wat zich beweegt."
63'
De heilige kan idioot lijken en de wijze kan afgedwaald schijnen, maar noch de een noch de ander zijn ooit middelmatig in de wereld en in God.
Alleen wie niet uitsluitend in beslag wordt genomen door de strijd om het bestaan, kan het leven wijselijk op prijs stellen.
LAO TSÉ
Zeldzaam zijn zij die mij begrijpen, dat is zeker de maatstaf van mijn waarde.
LAO TSÉ